zaterdag 10 september 2011

Vrijdag 9 september

Mist hangt op de parkeerplaats voor onze b&b, mist hangt tussen de graven aan de overkant, op de weg, op de heuvels. We vertrekken uit Escalles, we willen ietsje zuidelijker, maar we gaan eerst een klein stukje noordelijk, naar Cap Blanc-Nez. Daar waren we al, maar zagen gisteren ook een wandelroute naar het strand, die willen we gaan lopen, kijken of we de witte rotsen van daaraf kunnen zien. Maar ja, ik zei het al, het mist.

We kunnen amper de wandelroute vinden, en raken al snel gedesoriënteerd, wat knap is is, want het pad dat we zoeken begint bij het uitkijkpunt, en het pad naar het uitkijkpunt loopt dood. We lopen terug en nemen nu het wandelpad dat we wel al zagen, maar waarvan we niet konden geloven dat we dat moesten nemen, we zien maar een klein stukje, het gaat vrij snel naar beneden en verdwijnt in de mist.  
We zien niks. Echt helemaal niks, en dat is mooi. We horen in het begin wat schapen, zien wat bunkers, en dan zie ik een ree wegspringen. Ik zie fraaie begroeide kuilen, waarvan Peet vertelt dat het bomkraters zijn. Ik kijk naar de fraaie ronde vormen, tja, je zou het bijna vergeten, maar zelfs de betonnen vloer van het uitkijkpunt bleek het dak van een grote bunker te zijn. 

De hele wereld is verdwenen, alleen is daar het pad voor onze voeten, dat almaar naar beneden leidt. 
Toch maken we foto's, van niks dus, omdat het zo ongelooflijk vaag is allemaal, mooi vaag. We zien de wolken in flardjes over het pad waaien, over de weide, de heuvel op, waarvan de top dus niet zichtbaar is.

We komen helemaal niet bij een strandje uit zoals we dachten, maar de omheining van schapengaas is opeens verdwenen, voor ons gaapt de afgrond. Peet loopt naar een paal die aan de rand staat, houdt die vast en kijkt over de rand, ik voel mijn maag draaien en soebat dat hij terug moet komen: "je moeder vergeeft het me nooit". Hij stapt terug, maar niet voordat hij een paar foto's en een filmpje heeft gemaakt. Boven onze hoofden hangen meeuwen in de mist, even zichtbaar, dan weer oplossend in de witte nevel. Toch, hier beneden is er meer zicht dan boven op het uitzichtspunt, dus we maken weer foto's, van de mist die over de rand hangt van de klif, van de vage meeuwen. 

De hele dag zal het weer niet beter worden, wel is het wat helderder in Boulogne, waar we een kerk zoeken die een altaar moet hebben dat is ingelegd met edelstenen. Mooie oude huizen, maar ik zie hier ook de armoede, veel vervallen huizen, afval langs de stoep en huizen, daklozen die op hun bezittingen zitten met een biertje in de hand, om even verderop weer in mooie oude straatjes terecht te komen, waar terrasjes open zijn, toeristen rondlopen. 
De kerken zijn dicht, restauratiewerkzaamheden. Lopend bij eeuwenoude muren hoor ik een engel zingen, een ijle kinderstem. Als ik naar boven kijk zie ik op de oude muren een meisje staan, ze is even stil terwijl ze naar me kijkt, maar dan zingt ze verder. 
We eten een panini zittend op een bankje bij de haven, een haven die "een soort geul is tussen twee grashellinkies" (aldus Peet). Maar eigenlijk ben ik de stank en drukte van de stad weer zat, ondanks dat je je ogen uitkijkt aan de diverse bouwstijlen, ik wil weer naar de kust. En ik moet plassen. Dus we lopen terug naar de auto, worstelen ons via het drukke verkeer weer naar de rust van de kustplaatsjes. 

Waar boven Boulogne de plaatsjes gekenmerkt werden door kleine huisjes, verweerde ramen en deuren, zee die aan de boulevard rukte, komen we nu onder Boulogne in plaatsjes waar strakke appartementsgebouwen in gelid staan, van elkaar gescheiden door een immens groot parkeerterrein, dwars op de kustlijn. Alle rolluiken van de appartementen zijn gesloten, op een enkeling na, alle koffietenten blijken dicht. Er lopen wat mensen, grappig genoeg, want het is somber mistig weer, lopen bijna alle vrouwen met grote zonnebrillen op, tasjes onder de arm, soms met een klein hondje, de weinige winkeltjes afstruinend die wel open zijn.

Dan vinden we een koffietent die open is, we bestellen een crèpe en een koffie met melk. Maar de crèpe smaakt alsof hij met zure melk gemaakt is, de zurige lucht slaat me tegemoet. Ik laat mijn bordje zoals het is, drink de pittige koffie, bezoek het ranzige toilet, en dan verdwijnen we weer zo snel mogelijk.

In Dennis vinden we een b&b die ons aanstaat: een oud landhuis even van de hoofdweg af, waar rood wingerdblad de voorgevel siert. We kiezen een kamer aan de achterzijde, met een prachtige tuin, waarin een vijver zoetjes rimpelt. Waterhoentjes, kringen van fouragerende vis, kort geschoren gras. De ramen zetten we open, het lawaai van een grasmaaier komt ons tegemoet, we voelen ons thuis.

We gaan nog even naar het strand, we vergeten de lelijke appartementen die ook hier in St.Cécile staan,  ongelooflijk breed ligt het strand voor ons uitgestrekt. Mensen als stipjes aan de einder wandelend, stroompjes water die terug naar de zee trekken. Nog steeds is het mistig, maar hier aan het strand valt het mee. Ik kijk naar de honden die rennen langs de waterkant, een ridgeback komt ons begroeten, naar ons toelopend in een komisch aandoend telgangersloopje. Even drukt hij zijn snuit in mijn hand, dan is hij al weer kwispelstaartend op weg naar andere mensen. 

Weer terug bij onze b&b (Au Moulin, een prachtig landhuis) is het nog even klooien met de internetverbinding, mijn oude laptopje heeft moeite en moet zelfs herstart worden, maar dan is alles ok, de voetjes gaan omhoog, mijn boek graaf ik op uit mijn tas, de flesjes Leffe die we onderweg kochten gaan open.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten