dinsdag 29 december 2020

Jane Eyre - de storm Bella.

De regen sloeg tegen de ramen maar het gaf niet. Thuis. Warm. Te eten. Etc. Ik ging een engels boek herlezen: Jane Eyre, een van mijn favorieten. De al te moeilijke woorden sla ik over, want wie heeft ze nodig?  

Terwijl de regen dus tegen de ramen sloeg, de bomen zich bogen tegen het geweld sloeg ik de bladzijden om, werd ik de jonge wees, later gouvernante Jane, voelde ik het geluk van een bijzondere liefde, zat ik met mr. Rochester zijn handen in mijn handen, hoorde ik zijn liefdesverklaring en voelde later wanhoop (want hij bleek al getrouwd terwijl hij verdorie met mij voor het altaar net zijn ja-woord wilde geven!) en vluchtte ik uiteindelijk rond een uur of drie in de morgen weg uit zijn huis, Thornfield, bang als ik was om toe te geven aan de verleiding om met mr. Rochester naar het zuiden te gaan, waar niemand ons zou kennen, niemand ons zou wijzen op onze ongetrouwde staat. 

Ik hield met heel mijn hart van hem, maar ik wilde niet, kon nooit zijn maîtresse worden, moest weg van hem, ergens heen waar hij niet, nee niemand me zou zoeken, of herkennen. Dus ik vertrok terwijl het vage daglicht de lucht kleurde in het oosten, liep door de heide totdat ik bij een bekende weg kwam. Deze leidde naar een dorp waarvan ik de naam kende, dus ik ging de andere kant op, naar het noorden. Een rijtuig kwam achterop en ik vroeg waar het heen ging? De koetsier noemde een naam, maar hij kon me daar niet brengen voor het laatste geld dat ik had (20 shilling). Maar hij zou me meenemen tot zover mijn 20 shilling reikte. 

Hij zette me ergens af waar ik alleen maar heide zag, maar het gaf niet want het was warm, midden juli en ik kon verder lopen, maar waarheen? Het koetsje was al ver weg toen ik me realiseerde dat ik mijn weinige bezittingen in de koets had achtergelaten, en ook het brood dat ik uit de keuken van Thornfield had meegenomen. Twee dagen en nachten liep ik, nu en dan iemand vragend om werk en uiteindelijk ten einde raad: om iets te eten. Slechts eenmaal gaf een boer me een dikke snede van zijn brood, de andere mensen hielpen niet, sloten de deur onverbiddelijk als ik om hulp vroeg. Ik nam het de mensen niet kwalijk, ik zag dat zijzelf arm waren. Steeds zwakker wordend kwam de gedachte op dat ik hier over de velden dwalend kon sterven. De kraaien zouden me opeten en niemand zou mij missen of weten waar ik was. De derde dag, toen het gestaag ging regenen, kon ik me nog amper voortbewegen. De nacht kwam, het bleef regenen en zelfs bij het enige huis dat ik ver op een heuvel had ontdekt omdat er nog licht brandde, ver en amper bereikbaar omdat mijn krachten het begaven, werd de deur resoluut voor mijn neus gesloten. 

Ondertussen zat ik natuurlijk gewoon thuis, in de warmte op de bank. Zelfs de honden liggen hier op de bank, zijn nog nooit buitengesloten, tenminste niet bij mij. Maar de regen sloeg wel tegen de ramen, storm Bella gaf nog niet op, scheurde nog wat takken van de bomen, en blies, bleek later, nog een boompje of vijf in mijn tuin om. Ik las verder. Jane had geen last meer van de storm. Gelukkig kwam de heer des huizes net aanlopen, raapte haar op en droeg haar naar binnen. 



woensdag 23 december 2020

Groningse familie - Appeldoorn - Boes.



 

Mijn telefoon biept continu, in de familie-app komen continu berichtjes met foto's van vroeger binnen. Bij de foto's staan vragen: wie is dit, waar is dat..... Het is soms lastig want de foto's zijn oud, ik ben ook al wat ouder ..... 

Op de oudste foto herken ik mijn opoe, ze lacht naar de camera die vast door mijn oma werd bediend, hoe heette opoe ook alweer ..... o ja, Hinderkie Appeldoorn. Ze trouwde tweemaal, de eerste maal met Boes, waardoor mijn oma ook Boes heet, maar op opoe's graf (Rotterdam-Charlois) staat ook de naam van haar tweede man: 't Gilde. Maar goed, op de foto staan nog wat Groningse familieleden, de namen weet ik niet. Vast tantes of nichten van mijn oma. Links een man met dezelfde wangen als de oudste vrouw op de foto. Op de achtergrond zie ik nog net een stukje van typisch Groningse bouw, en rechts een stukje muur, een dakgoot. Waar was dit? De naam Harkstede, Gorredijk .... maar ook namen uit het Hoge Land vielen vroeger nog wel eens .... dus alles kan.  

Omdat mijn oma veel Groningse familie had, wonend in Rotterdam als alleenstaande moeder met drie kinderen en alleen nog een zakje bonen om te eten, heeft ze het laatste deel van de oorlog hier in Groningen gewerkt/doorgebracht. Dochter Miep van tien? was bij haar. Ze waren er op de fiets heen gegaan, ik heb er al eerder over geschreven: een tocht van een week vol ontberingen. 

Ik blijf nu met een hoofd vol vragen zitten, maar de telefoon bliept weer en daar komen de trouwfoto's van mijn ouders: mooie jonge mensen, vol hoop voor de toekomst want de oorlog was voorbij, de Duitsers weg en de herbouw in Rotterdam was volop aan de gang. Het maakt melancholiek, maar het is ook rijk dat deze foto's er zijn. Mijn moeder heeft namelijk alle fotonegatieven bewaard, ook van die foto's die de fotograaf te vaag vond en nooit zijn afgedrukt. Dus er komt regelmatig een verrassing binnen, soms ook van mensen die je eigenlijk nooit meer had willen zien. Want zo gaat dat. Mooie tijden en minder mooie. 

Mocht er toevallig iemand op deze blog stuiten, iemand die de mensen op bovenstaande foto's herkent .... ik hoor het graag. 




dinsdag 15 december 2020

Een nieuwe lockdown.


Acht miljoen mensen schijnen gisteravond te hebben gekeken naar de tv-toespraak van de premier. Hij was lastig te verstaan door het gefluit en lawaai van de demonstranten buiten. Het irritante lawaai leidde me af, maar het ontging me uiteraard niet wat zijn boodschap was: een nieuwe lockdown en wel tot half januari. Wel mogen we twee mensen met kerst ontvangen. 

We zaten maar een beetje gelaten naar de premier te luisteren. Wij horen niet bij de demonstranten, wij staan er niet te fluiten, maar wij horen ook niet bij de groep die op vakantie gaat, winkelt. 

Op de tv is er aandacht en wordt er veel gesproken over de mensen die het moeilijk hebben: de mensen die zorg behoeven of zorg geven, maar ook de winkeliers, de horeca, de theaters, etc etc. De jongeren hebben het al helemaal moeilijk, want nu zijn ze nog jong en willen ze feesten en om dan beperkt te worden door corona-maatregelen ....... Ik hoor bij een groep waarover weinig wordt gepraat: 65plus, niet alleenstaand, geen zorg behoevend maar wel door het rondwarende corona-virus sinds maart aan huis gebonden.   

"Verdriet en ellende komt vanzelf", zei mijn zwager ooit, er aan toevoegend dat we maar beter tot die tijd ons leven zo goed en zo plezierig mogelijk moesten leven. Het is raad die deze tijd moeilijk is op te volgen. Want verdriet is er. Is het niet om het verlies van de ene vriend, dan wel om verlies of onmacht om iets te doen voor een ander. Blijven hangen in dit verdriet is uiteraard niet de bedoeling, al slaap ik er soms slecht van. 

Ik vind dat ik niet mag klagen. Het is geen oorlog, ik ben geen vluchteling, heb voldoende te eten, geen financiële zorgen, ben gezond en bovendien woon ik ruim, heb ik een tuin, en kan ik met de honden wandelen. Ik hou van tuinieren, puzzelen, lezen, etc. etc. Genoeg om blij mee of dankbaar voor te zijn. Ondanks dit besef sluimert en ontvlamt nu en dan een zekere corona-irritatie in me: ik voel me "beperkt" en erger me aan van alles en dat staat haaks op mijn wens hoe ik in deze leeftijdsperiode mijn dagen wil doorbrengen. "We moeten het uitzitten" zeg ik keer op keer tegen de hoogbejaarde moeder van mijn vriend. En dan knikt ze, of we zien haar voorhoofd nog net een beweging maken, want al belt ze via FaceTime, de iPad op een bepaalde hoogte houden zodat wij haar ook goed kunnen zien vergeet ze soms. In de eerste corona-golf hebben we haar opgehaald en is ze hier twee maanden in huis geweest, maar dat wil ze nu niet meer. Het vervoer is te lastig, ze voelt zich te oud, wil niet tot last zijn, te veel onzekerheden over hulp en zorg. Het feit dat ze hier altijd welkom is vindt ze genoeg. Maar wat fijn dat ze een iPad kan bedienen, ons regelmatig ook zelf belt! He gelukkig, op het eind toch weer een positief puntje erbij, al is het maar het bedienen van een iPad. Tel je zegeningen, en laten we kijken naar wat er nog wel kan, in plaats van wat niet.  



maandag 14 december 2020

Het boek Daniel, Chris de Stoop.

Een tijdje geleden al weer las ik een interview in De Trouw dat me raakte. Het ging over een schrijver die een boek had geschreven over het tragische en gewelddadige einde van zijn in afzondering levende oom, Daniel. Ik keek naar de ernaast geplaatste foto van een tengere man die in een heimwee oproepende kamer (ik herinner me zelfs nog een pantoffelplantje op de schoorsteenmantel) naar buiten keek, het licht weerkaatsend in zijn ogen: Chris de Stoop, de schrijver. 

Lezend werd ik overvallen door een enorme boosheid en daarna droefheid, die me bijna belette om het artikel uit te lezen. Maar goed, ik las ook dat de schrijver de kracht had gehad om de rechtszaak tegen de daders bij te wonen, de daders ook ontmoet had, en nu getuigenis wilde afleggen, niet alleen over de verschrikkelijke daad, maar ook over uitzichtloosheid van kansarme jongeren waaruit niets goed voortkomt en zoals blijkt in deze tragedie "onverschillige" daders creëert.  

Soms heb ik de behoefte om mijn hart schriftelijk te luchten, en dat deed ik ditmaal in een kort mailtje naar de schrijver, hem bedankend dat hij de moed heeft gehad om niet alleen het gerechtelijke proces aan te gaan, maar ook een boek te schrijven over deze tragedie. Ik bekende tevens dat ik gehuild had toen ik over het lot van zijn oom had gelezen, maar dat ik de moed niet had om het boek te lezen. Hij schreef terug dat het boek niet alleen tragisch was, maar vooral een ode aan zijn oom was, zijn leven betekenis wilde geven.  

Als iemand de moed heeft om een dergelijke tragedie in de ogen te zien, de daders te ontmoeten, en daarna nog in staat is om een boek te schrijven, tja, kan ik dan niet de moed opbrengen om het te lezen?  

Dus ik ben aan uw boek begonnen Chris. Uw oom Daniel heeft een gezicht en betekenis voor mij gekregen. Ik zag hem op zijn tractor naar de winkel rijden, ik zag hem bij de koeien, en ik prijs zijn vasthoudendheid in de liefde voor de slagersdochter, maar eerlijk gezegd moest ik nu en dan toch ook weer een beetje huilen. 

 

zondag 13 december 2020

Een edele hond.

Dit stukje begint niet zo edel. Ik liep buiten met de honden, het weer grijs en mistig, Jippie los, en ik schreeuwde knetterhard: Godverdomme Jip! En ik was niet alleen met Jip, ik liep in een mini-bosje waar meer mensen hun hond uitlaten. 

Jip rende goddank niet verder (de weg op waar net een auto aankwam), maar bleef onder de boom staan waar de net door hem ontdekte kat wat onhandig in klom. Onhandig, maar hoog genoeg om veilig te zijn. 

Nu hoort Jip ondanks zijn leeftijd prima, en de vloek die ik door het bosje schreeuwde heeft hem vast bereikt, maar bereikte ook de oren van een heer die daar met zijn edele viervoeter liep: een bijna twee jaar oude Ierse Wolfshond, een dame. 

"Sorry voor het vloeken en geschreeuw", zei ik, toen ik de heer zag staan, keurig in groen tweed gekleed, leren laarzen, alsof hij door een ruig gebied in Ierland liep, in plaats van gewoon hier in Groningen in een bosje van niks. Voor de voeten van de heer lag de hound/dame, gewoon op het modderige pad. Aan haar ruige grijze vacht kleefden wat bladeren. Ze maakte geen geluid, deed niets, keek naar ons terwijl wij haar naderden. 

Dit stel kom ik vaker tegen, en ze houden gepast afstand. Vanwege de corona-maatregelen, maar ook omdat de hond wat timide is. Al pratend kwam ik zo dichtbij dat Jippie (aangelijnd door het kat-voorval), neus aan neus stond met de dame. Jip kwispelde en maakte een blij sprongetje. Dus ik zei tegen Jip dat hij maar even moest gaan zitten. Tommie hield ik kort, want die doet wel eens lelijk als hij aangelijnd is. Ik vergat een van de corona-waarschuwingen en knielde bij de nog steeds liggende dame neer, die haar enorme kop in mijn handen legde. Ze keek me aan en achter de grijze haren zag ik intelligente ogen schitteren. 

De heer leek het vloek-voorval te begrijpen, want zei: hij liep zeker bijna de weg op? Ja, zei ik "er zat een kat". De man tilde even het enorme katrol-systeem in zijn hand naar me op, waarmee hij zijn Ierse Wolfshond onder controle hield: met een lijn van zo'n zeven meter. Die oprol-lijnen zijn vast handig, maar persoonlijk hou ik er niet van. Ze zijn zwaar, de lijn veroorzaakt brandwonden aan benen, en de hond krijgt een klap aan zijn nek als de lijn aan zijn max is. Het laatste vind ik uiteraard het ergst. Toch, ik begreep het gebaar, als Jip aan zo'n lijn had gelopen was het niet gebeurd.

We spraken even over het gemak van die lijn, maar ik vertelde ook over de vaak voorkomende nekhernia bij honden, over de klappen die een hond aan zijn nek krijgt, en het belang van een tuigje. Owww, zei de heer, daar heb ik nooit aan gedacht, maar nu je het zegt, gisteren heeft ze wel vijftien keer een klap aan haar nek gehad, want deze lijn is nieuw en korter dan de oude. Ik antwoordde daarop dat ik er ook nooit bij had stilgestaan totdat de ruggendokter van een van mijn vorige honden (Davo) me daarop attent had gemaakt. 

Ik stond op, bedankte de heer dat ik zijn prachtige hond had mogen aaien en liep het rondje door het bosje zonder nog iemand tegen te komen. Bij de weg aangekomen zag ik aan de overkant de kat, die zo te zien ook richting huis liep. Geen mens of dier had schade opgelopen tijdens mijn wandeling, dat alleen al is soms genoeg om blij, of is het dankbaar? te zijn. 





dinsdag 1 december 2020

Mevrouw Vink.

Deze morgen heb ik besteed aan een zielig dames vinkje. Ik hoorde de bons. Buiten lag ze verkreukeld op de aarde na tegen het raam te zijn gevlogen. Opgeraapt, vleugeltjes vouwde ze goddank zelf in, maar bekje stond wijd open: shock. Op de grond is ze voer voor de kraaien, of de katten, dus ik raapte haar op en zette haar op het dakje van het voormalige houthok. Even later keek ik of ze weg was, nee, ze lag een beetje raar voorover. Het was koud weer, miezerde en ik dacht: zo wordt ze te koud. 

Doosje gehaald. Doekje er in. Vogeltje weer gepakt (nog steeds met bekje open) in doosje gedaan, kiertje lucht, binnen op de vloerverwarming gezet, en ik was zelfs even bang dat ik haar daar zou vergeten. Maar dat gebeurde natuurlijk niet. Na een uur heb ik het doosje buiten open gemaakt: ze leefde en bewoog, maar vloog niet weg, zelfs niet toen ik haar beetpakte. Ze greep m'n vinger vast, daar stond ik dan in de regen! Er gebeurde niks, was ze dan toch te erg gewond geraakt door de klap tegen het raam? Ik duwde haar voorzichtig van m'n vinger (o, how fragile we are ...) en zette haar met doosje en al op de heg.

Ik bleef bij haar, de miezerige regen viel gestaag, druppeltjes parelden op haar kopje en ik zag dat ze wat "wakkerder" werd. Ze schudde zelfs de regendruppels van haar af! Goed teken !  "Even flink zijn, je kan het best!" zei ik, en ik stapte bij haar weg, keek weglopend om, maar ze bleef op het doosje zitten, kijkend naar mij. Eén stap deed ik naar binnen, maar gelijk ook weer naar buiten, kon haar zo niet achterlaten toch? Ik dacht al aan hulp/raad van steun en toeverlaat bij dierenleed in dit dorp: mevrouw Schouten, maar terugkomend bij het doosje bleek het leeg: weg was het vinkje! Eind goed, al goed, hoop ik.