dinsdag 1 mei 2018

De Merelaar, Jan H. Eekhout - Janske.


Al zo'n vijf jaar ga ik elke week naar een vriendin van mijn moeder. Mijn moeder is er niet meer, de vriendin nog wel, althans, voornamelijk haar geest is aanwezig, haar lichaam doet het vrijwel niet meer. Ze ligt op een bed dat voor haar lijkt te ademen, dat schijnt tegen het doorliggen te zijn. Standaard staat er een kopje koude thee naast Janske en zelden tref ik iemand in die stille, bijna lege kamer aan. De deur doe ik goed achter me dicht want de rookruimte is vlakbij, en dan kijk ik altijd even naar het bizarre contrast van dat bed waarop Janske nauwelijks zichtbaar is en daarachter dat grote raam waar de lente jubelt.  Weinig bezoek, op de aller-trouwsten na die als het kan zelfs bijna dagelijks even aanwippen. Wat rest zijn lange lege dagen, verzucht Janske soms.

Het is die levendige geest van haar die het bezoek nog steeds ook voor mij bijzonder maakt. Gisteren vond ik Janske in diepe slaap en voor het eerst zag ik in haar de dood zich dieper nestelen. Janske was wat witter dan anders, haar mond hing open en toen ik haar wakker kuste duurde het heel lang voordat ze zich naar het bewustzijn had geworsteld.
Haar eerste vraag was "wie is daar", aldoor traag knipperend met die heldere maar nietsziende grijs-blauwe ogen. Ik kuste weer haar wang en daarop zei ze: Tineke. Ja. Tineke.

We converseren moeizaam, want Janske is erg doof. De bekende woorden die ze hoort breit ze geduldig in begrijpelijke zinnen aaneen, herhaalt ze. Soms verbeter ik haar, schreeuw ik bijna letterlijk nog een woord in haar oren, of een letter. Haar stem is zwak en kraakt. Altijd vraagt ze hoe het met me is, met mijn rug? (ga zitten, en later: loop even een stukje!), met mijn nieuwe woning? heb je het nog zo druk? woon je nog op zolder? heb je genoeg hulp? hoe is het met de honden? hoeveel heb je er ook al weer? Ze verontschuldigt zich vaak voor haar geheugen, want ze wordt in juni 92. Ik verzeker haar dan dat er nog niets mis is met haar geheugen. Ze heeft alles nog prima op een rijtje, al ligt ze daar, klein als een kind van negen jaar, continu op haar zij, vel over been, nog misschien een 35 kilo wegend.

Toen ik haar begon te bezoeken konden we nog samen lezen in het boek dat ze in haar jeugd van haar ouders heeft gekregen: het boek voor de jeugd, verhalen en gedichten. Janske was toen al heel slechtziend dus ik las voor, luid sprekend en goed articulerend, want haar gehoorapparaat hielp toen al slechts ten dele.
Sommige gedichten hoefde ik niet voor te lezen, nog steeds niet, ze kent ze uit haar hoofd.  Slechts één zin hoef ik te zeggen en dan valt Janske in, zegt het gedicht op met haar bijna niet meer hoorbare stem. Ik hou mijn oor vlak bij haar mond zodat ik haar kan verstaan.
Vooral onderstaand gedicht is favoriet, en ik betrap me er de laatste tijd op dat het gedicht telkens in me opkomt als ik door de tuin loop, en zeker bij het opkomen van de zon, of juist zonsondergang:

De Merelaar.

De dag stond voor de wereld klaar.
In 't bloeisel van den perelaar
daar zong een luide merelaar
zijn rust'loos lied !
Zijn jubel joeg door al het zijnd'
en heller wierd de kim belijnd:
de jonge dag kwam overeind
in 't wijd verschiet !

Er was een zon, die laaien ging,
er was een haan, die kraaien
ging,
en nog een boer, die zaaien ging
op 't beidend veld;
'n blonde boer, die eenzaam trad
langs 't fijn-bedauwde
kronkelpad,
maar éven toch geluisterd had
naar 't fluitgeweld!

En toen gansch d' ommetrek
ontwaakt
en na der dag de weerld genaakt
en ook van klaarten was geraakt
héél 't wijd verschiet,
nòg zong, verdoken ergens daar
in 't bloeisel van den perelaar,
die onvermoeide merelaar
zijn rust'loos lied !


Geen opmerkingen:

Een reactie posten