zaterdag 18 februari 2017

Liefde voor een hond.


Zaterdag. Lekker stil weer, wel een beetje grijs. Ik stommel een beetje slaapdronken door het huis, slecht geslapen vanwege luxe-zorgen. Luxe, maar desalniettemin hield het me wakker.
Tegen de morgen komt Jip altijd nog even bij me liggen. Hij schuift zijn snuit onder het dekbed en geheel automatisch sla ik het dekbed voor hem weg zodat hij gemakkelijk tegen mijn benen aan kan gaan liggen. Zijn rug helemaal uitgestrekt langs mijn benen, zijn kop ergens in de buurt van mijn voeten. Direct voel ik zijn hondenwarmte. Hij zucht dan nog eens vanuit het diepst van zijn ziel en slaapt. Ik streel zijn sterke rug waar ik nog net met mijn vingertoppen bij kan. Tegen de tijd dat ik echt wil opstaan merkt Moon dat ik wakkerder ben, snel komt ze aanlopen en springt op bed. Ook zij vlijt zich nog even tegen me aan, maar anders. Haar grote lijf probeert ze op te vouwen in de buurt van mijn hoofd, het liefst met haar natte neus tegen mijn nek, snuivend en diep ademend alsof ze intens gelukkig is. Nou vooruit, zeg ik dan, nog vijf minuutjes. Het lijkt wel een liefdesverhaal, denk ik nu terwijl ik dit teruglees. Tja, dat is het misschien wel, in ieder geval hebben de dieren een groot deel uitgemaakt (en zijn dat nog nog) van mijn leven en geluk.

Heel lang geleden dacht ik dat ik een kattenmens was, en ik dacht echt dat de wereld in tweeën was opgedeeld: honden- en kattenmensen. Letterlijk vanuit de hoogte (ik woonde 6-hoog) keek ik naar de mensen die door weer en wind met 'zo'n hond' liepen, even bleven staan terwijl de hond zijn rug kromde en een drol neerlegde op het gras. Samen wegliepen. Ik stond ondertussen met mijn altijd blote voeten op het hoogpolige witte wollen tapijt. Op dat zelfde tapijt lagen vier katten: twee prachtige siamezen met blauwe ogen, een spierwitte en een blauwgrijze. Stuk voor stuk lollige schoonheden. Ze speelden, waren elegant, de siamezen spraken tegen ons met zware stemmen, de witte was de benjamin, de blauwgrijze was gevoelig voor stemmingen. Mijn man en ik hielden van ze. De flat waar ik woonde stond in Zwijndrecht. Achter de enorme ramen strekte zich een panorama uit waar je naar kon blijven kijken. Wat oudere huisjes stonden achter het parkeerplein, dan een stuk braakliggende grond achter een dijk waarover auto's reden, dan de rivier waarop zowel enorme duwboten, de pont, kleine jachten voeren, soms zelfs een kano, en aan de overkant de prachtige kades van Dordrecht met de scheve toren van de kerk. Qua uitzicht had ik altijd zo mogen blijven wonen. Ook qua buren want veel van hen waren familie. Soms stel ik me voor dat als ik er niet was weggegaan dat ik er nog altijd zo zou wonen, nog even jong, en met mijn familie allemaal nog levend en wel. Maar ik ging weg, ik verhuisde naar onze eerste koopwoning, een huis met een tuintje in Hendrik-Ido-Ambacht.

Ik ben heel goed in afdwalen, zoals ook nu, want waarom ik begon met schrijven ging over mijn leven met honden. Even terug dus. Als je vanaf mijn flat naar de pont liep kwam je langs wat winkeltjes. Een ervan verkocht van alles en nog wat, antiek, bric en brac, kitsch, van alles. Terwijl mijn man en ik langs dit winkeltje liepen viel mijn oog op een levensgroot beeld van een Italiaans windhondje, wit porselein, zwart omrande ogen. Ik keek, het hondje keek terug, relaxed op zijn kont zittend, het staartje elegant om de voeten gekruld. Het was direct duidelijk, ik wilde dat beeld hebben! Wat kon mij het schelen dat het kitsch was? Het bleek echter 100 gulden te kosten, toen een enorm bedrag en ik zag er van af. Excuses had ik genoeg want zo'n porseleinen beeld vonden we bijna net zo erg als een stenen kabouter op je balkon neerzetten. We waren jong, hip, gingen naar concerten van Pink Floyd en liepen in totaal versleten jeans en leren jassen. Nou ja, je begrijpt het contrast wel.

Op een dag kwam mijn man thuis met onder zijn arm dat stenen windhondje. Zelden ben ik blijer geweest met een cadeau. We zetten hem op de witte vloerbedekking en het stond prachtig. Een van de katten had er moeite mee, die vloog de indringer aan, zijwaarts springend en met een hoge rug en dikke staart. Het hondje bleef rustig zitten. Ik belde mijn moeder om te vertellen dat ik een hond had. Ze schrok en zei: hoe kan je dat nou doen? Jullie werken allebei! En hoe moet dat met die katten? En weet je wel hoe duur dat allemaal is qua eten en verzorging? Ik suste haar met de woorden dat het hondje prima de hele dag alleen kon blijven, lief was voor de katten, en niet veel at. Ze vroeg hoe het hondje heette, en ik zei in een opwelling omdat ik uiteraard niet over een naam nagedacht had: Fred. FRED? zei ze, nou, daar moest ze een beetje om lachen. Ik vertelde haar toen dat het een stenen hond was en mijn moeder lachte weer en noemde me een 'rotmeid'. Ze heeft het verhaal heel lang aan mensen rondverteld, zo gemeen (maar ook leuk) vond ze mijn bedrog.



Ik verhuisde, de katten gingen mee en ook het hondje. De jaren verstreken en de katten stierven. De hond brak. Ik begroef de katten, ik lijmde de hond. Maar het was stil in huis, en een kat wilde ik niet meer omdat ik hele dagen in mijn atelier in Katwijk was, en of het zo moest zijn kwam een echte windhond, een Whippet, in mijn leven, en hij heette uiteraard Fred, Freddie II. Hij had dezelfde kleur als mijn siamese katten hadden gehad, zandkleurig met een donker kopje. Op zijn borst zat het teken van Batman. Hij was prachtig en ik heb aan Freddie een fantastische vriend gehad, ook toen ik ziek was.

In Freddies laatste levensjaren kwam Yardan, een Spaans windhondje van vijf maanden oud met de kleur van tarwe vermengd met goud. Hij was overal bang voor, geen wonder want hij was in een vuilnisbak in Spanje gevonden. Er werd een huis voor gezocht en een hondenvriendin mailde me met de woorden: kijk eens Tien, dit is toch echt een hond voor jou. Dat was het ook, want Fred werd zo stilletjes en ik hoopte dat de komst van een jong hondje Freddie een beetje zou opvrolijken. Dat deed het dus absoluut niet. In het begin ging het heel goed, tot Yardan zijn angsten een voor een had overwonnen, ver boven Freddie uitgroeide en met zijn grote sterke en blij opdringerige jonge honden lijf continu Fred angst inboezemde. Freddie lag te grommen op de bank als Yardan aan kwam lopen, maakte zijn tanden helemaal bloot, dat had ik van hem nog nooit gezien. De gedachte nestelde zich dat ik voor Yardan een andere baas moest zoeken. Ik hoefde die gedachte goddank niet zelf in daden om te zetten want een ontmoeting met een man die als een blok voor Yardan viel kwam als door de hemel gezonden. De man werd een vriend, zijn vrouw werd een vriendin. We kwamen bij elkaar over de vloer, gingen gezamenlijk wandelen en Yardan verhuisde vrij gemakkelijk naar de nieuwe vrienden. Freddie ging zijn laatste jaar rustig in en bleek uiteindelijk heel ernstig ziek. Ook in Utrecht konden ze niets meer voor hem doen. Ik liet hem gaan en vervloekte het feit dat ik Yardan niet meer had. Het huis was leeg en ik liep tegen de muren op. Ik verpieterde, zei mijn zus. Ze stuurde een foto van een leuke mix-galgo, mijn Jip.

Gaandeweg is me in de jaren duidelijk geworden dat ik geen kattenmens, of juist hondenmens ben. In al die jaren dat ik honden heb gehad waren er ook katten. Tijdens Fred's leven adopteerde ik een zwerfkatje dat ontzettend lief was, een dikke vriend van Freddie werd, je zag ze altijd in elkaars armen ergens liggen slapen. Yardan had tijdens zijn jeugd een jong driest kattenvriendje dat goed opgewassen was tegen Yardans onstuimige gespeel, geren, gekauw. Tijdens Jip's leven was er de kat Parel (beiden zijn er goddank nog). Toen kwam de oude krakkemikkige windhond Davo, die eerst moest leren dat Parel hier in huis de baas is. Na Davo kwam Moon. Opdringerige lieve Moon. Krijgt ook af een toe een lesje van de kat wie er de baas is. Maar Jip en Moon krijgen ook kopjes van Pareltje, vooral als we net thuiskomen.

Het enige dat nog rest van vroeger is de porseleinen Fred. Ondanks zijn onsterfelijkheid toch wat gehavend door het leven, met lelijke donker kleurende lijmresten rond de hals en staart, een roestvlek bij de hals van een halsbandje dat mijn nichtje Martine Fred ooit had omgedaan en dat pas kort geleden, totaal vergaan, verwijderd is. Af en toe gaat Fred I gewillig in bad. Ik laat de spoelbak vollopen, zet de porseleinen hond met zijn gat in het water, sop voorzichtig het vuil en stof weg. Voorzichtig, want die stenen hond is een soort symbool geworden, een link naar gebeurtenissen, naar mijn man, mijn vader en moeder, naar Freddie en ik wil niet dat de lijm loslaat of erger, dat ik hem in duizend stukken laat vallen.
Maar mocht dat ooit gebeuren, wat waarde heeft zijn uiteindelijk toch de levende dieren, niet zo'n stenen hond. Dus ja, dit verhaal is echt een liefdesverhaal. Over de kat, de honden. Wat de honden betreft: glanzende levende juwelen met dat rustige karakter dat de windhond zo eigen is, elegant als geen andere hond. Een hond waarin snelheid gepaard aan kracht gaat zoals je verder alleen bij wilde dieren aantreft, het jachtluipaard bijvoorbeeld. Kijk nou toch zelf (op de foto nog niet zo lang bij mij en nog een beetje mager): Moon, alias Ferrari, alias Liefje, alias Muts, alias Vreetzak, alias Slaapkop, alias Opdringerige Tante, in bezit van een renbewijs, in goede staat, met slechte remmen en een diep gewortelde verlatingsangst, en voor geen prijs ter overname, want ze is thuis :





Denk je na over een hond? In Spanje worden er jaarlijks duizenden windhonden (Galgo's) gedumpt. Het zijn de dankbaarste en liefste honden die je je kunt voorstellen. Lees en leer over hun eigenschappen en achtergrond, velen hebben een rugzakje maar als je een rustig en stabiel huishouden hebt, en je kiest voor een afgedankte hond en je gunt ze de tijd om te settelen, dan maak je jezelf en een hond blij voor het leven. Er zijn diverse stichtingen die zich inzetten om deze honden (of niet-windhonden) letterlijk van de dood te redden en te herplaatsen. Prozus, Galgoproject, Greyhound Rescue, Hobo Dogs, Stichting Alas, GalgoRoedel, etc etc. 










Geen opmerkingen:

Een reactie posten