vrijdag 30 december 2016

Spiegel im Spiegel


Even rust, voor de laatste dag van dit veelbewogen jaar (sorry voor de herrie van de reclame, gewoon wegklikken).


donderdag 29 december 2016

Vuurwerk.


Ik zat naar de tv te kijken, top 2000 toen ik boven het geluid van de tv de deurbel hoorde. Voor de deur, mooi uitgelicht door de kerstverlichting stond de mooie zoon van een van mijn 'hondenvriendinnen'. Hij brengt de plaatselijke krantjes rond en zoals gebruikelijk komt hij net als andere krantenbezorgers rond kerst een kaartje brengen en krijgt hij vijf of tien euro, net wat ik in huis heb.
Hij wachtte geduldig terwijl ik overal zocht naar een tientje, want vorig jaar had ik maar een vijfje en daar heb ik me schuldig over gevoeld. Ik overhandigde hem het geld en vroeg of hij er vuurwerk van ging kopen? 'Een beetje' zei hij en binnen no-time hadden we het over zijn hond (bijna 16) ze zijn echt samen opgegroeid en over de andere twee honden die er bij hem thuis wonen. Uiteraard hadden we het ook over het effect dat vuurwerk op dieren heeft. Ja, vond hij ook naar.
Ik vertelde over het tv-programma, dat er een jonge man naar Polen was gereisd om daar zwaar vuurwerk te kopen, daarna samen met de presentatrice van het programma naar het bos was gegaan om daar dat vuurwerk af te steken. Zware knallen waren favoriet, dat was een mega kick en hij kon niet zonder. Hij werd onrustig en moest en zou ..... Goed, een soort verslaving dus. De krantenjongen schudde zijn hoofd, dat was wel heel erg zeg, maar ja, dat vuurwerk afsteken had wel wat, vond hij ook.
Ja, zei ik, ik herken er wel iets in van, toen ik zelf jong was ... die geur van kruitdamp, dat lopen met de jongens over de straat, het rondhangen bij de Chinees die meterslange slierten rotjes over de lantaarnpaal hing, daar moest je bij zijn. Maar, voegde ik er aan toe, er gebeurden ook vervelende dingen waardoor ik vuurwerk niet meer leuk vind.

Ik vertelde de jongen verder niks, zei hem gedag en dacht terug aan mijn eigen jeugd. Het vuurwerk dat toen werd afgestoken was een lachertje vergeleken bij nu. Mensen hadden een paar rotjes, in de hele straat werd hooguit één vuurpijl afgestoken. Mijn vader had een keer onze kerstboom opgetuigd met rotjes. Hij stond ze buiten in de boom te knopen, stopte toen wat kranten in de verder al geheel kale boom (die boom werd net voor oud en nieuw van tweehoog door een raam naar buiten geduwd en knalde dan op de grond waardoor er werkelijk niet één naald meer aan zat. Hetgeen het hardst fikt, de naalden, lagen èn in huis en verder in een bergje waar de boom op de straat was terechtgekomen). Maar goed, pa propte dan allemaal oude kranten tussen de kale takjes en stak hem uiteindelijk aan. Ik, toen nog de jongste, bezag het van boven, stond altijd met mijn neus tegen het raam te kijken naar de vaag zichtbare figuurtjes die op straat bezig waren. Mijn ouders vonden me misschien te jong, maar ik was ook altijd ziek, keelontsteking e.d. Mijn zusjes mochten wel naar buiten, dat maakte mijn ziek zijn nog onverdraaglijker. Telkens zag ik het vonken van een lucifer, het vlammetje dat even lekte aan de krant, en dan was het weer uitgewaaid. Mijn vader maakte kommetjes van zijn handen, waarin de lucifer beschut werd en dan waren we weer in spanning ..... lukte het? Zelden fikte de boom, of het was: woeshh, vlogen de kranten snel in de fik, brandden kort, en dan had je het weer gehad. En ook de rotjes die in de boom hingen maakte maar net een zuchtend pufje en ze waren weer uit. Nee, van sterretjes had je nog meer lol, al vielen soms heel hete korreltjes op je handen.

Eens, lopend in de Gaesbeekstraat in Rotterdam, liepen mijn moeder en ik hand in hand (ik een kind van misschien vijf) op klaarlichte dag langs de ULO die daar op de hoek zat. Jongens gooiden een rotje naar ons toe en dat ontplofte precies in de palm van mijn moeders hand. Dat deed haar goed zeer en ze heeft er haar hele leven (als vuurwerk ter sprake kwam) over gepraat, niet alleen dat het haar zeer had gedaan, maar wat de gevolgen voor mij hadden kunnen zijn.

Ik herinner me nog een paar incidentjes. Ik was een jaar of veertien, liep in Kreekhuizen over straat met mijn vrienden. Mijn ouders waren of thuis of ze waren bij een vriend van mijn vader, een man van chinese afkomst. Die vriend had vijf zonen, daar ging mijn broertje mee om, dat gaf allemaal extra vrijheid om s'nachts rond twaalven op het kruispunt bij deze familie Au rond te hangen, hopend dat mijnheer Au weer een hoop vuurwerk zou afsteken. Opeens kwam er een auto aanrijden en reed zo ons groepje in, een van de jongens (Johnny Alphenaar) aanrijdend die opeens beduusd met zijn voortanden in zijn hand op de straat zat. Het vuurwerk maakte niks meer goed, ik ging naar binnen.

1970, ik was 18, we vierden oud en nieuw bij mijn zus en zwager die in de Waerschutstraat in Rotterdam woonden. 'De straat' verzamelde na de kerst de kerstbomen en stouwden die op een binnenplaatsje bij de kerk die pal tegenover mijn zus haar huis stond. Over het puntige hek duwden ze de bomen en er stond tot oud en nieuw bewaking, want een andere straat kon wel eens komen stelen. Er was geen sprake van dat de straten samen verzamelden, nee, er waren diverse 'gangs' en het was oorlog. Fietskettingen, knuppels dat werk. Want het ging er uiteindelijk om wie de grootste stapel, de grootste fik had. Het werd natuurlijk een krankzinnig groot vuur, de brandweer en politie liepen in de rondte, maar niemand durfde in te grijpen. Ik overdrijf absoluut niet als ik zeg dat het bloedlink was. Vanuit de openstaande ramen rondom werd vuurwerk naar buiten gegooid, gewoon op de mensen die buiten stonden. Daar stond ook ik, want ik hield van die spanning en van dat vuur, ik stuiterde gewoon over straat zo machtig mooi vond ik het. Maar ja, toen gooide iemand iets brandends uit een raam en stond opeens mijn lange haar in de fik. Ik wreef direct het vuur uit maar ik had een groot gat in mijn haar.

Mijn ouders verhuisden van Kreekhuizen naar Den Briel, en daar kwamen mijn oudste zus en zwager ook heen om de jaarwisseling te vieren. Ik ging uiteraard weer stuiteren rond twaalf uur, wilde per se naar het centrum lopen om te kijken of 'er wat te doen was'. Mijn zus had er niet veel zin in maar ik drong aan en uiteindelijk liepen we in een groepje door de smalle Voorstraat. Vuurwerk volop. En opeens, ik weet niet meer of er iets gebeurd was, huilde mijn zus. Ze wilde terug, naar huis, echt doodsbang. We gingen terug.

Ik las toen ik nog niet zo lang getrouwd was in de krant er EEN MILJOEN GULDEN aan vuurwerk was uitgegeven. Ik hoorde in de jaren erna dat er steeds meer miljoenen euro's voor vuurwerk werden uitgegeven. De laatste jaren tussen de 65 en 70 miljoen alleen in Nederland al. Ik hoorde hoeveel ogen en vingers het vuurwerk kostte. Hoezeer de dieren van streek zijn, hoeveel vogels er wereldwijd op de wieken gaan, hoeveel luchtvervuiling er is.
Zestig jaar zijn verstreken sinds ik met mijn neus tegen de ruit naar de contouren van mijn met de kerstboom worstelende vader keek. En de oud en nieuws lijken elkaar steeds sneller op te volgen. Ja, ik sta nog voor de ramen met oud en nieuw, ergens zit nog iets van die spanning dat ik naar buiten moet. Drinken, roken, even los zijn, het komt in me op, maar ik doe niks van dat alles, behalve een glas drinken en denken aan alle mensen die ik verloren heb. Die ik mis. En ik denk aan alle mensen die er nog wel zijn, hoe kostbaar en rijk dat is. Een beschouwend moment dat meer indruk maakt dan de grootste knal die je kunt kopen en afsteken.
En dat vuurwerk? Het gaat zo het gaat. Misschien wordt de regering ooit zo dapper dat ze het particulier afsteken durft te verbieden, dat bijvoorbeeld alleen georganiseerd vuurwerk wordt toegestaan. Gewoon omdat de aarde snel opwarmt en we uiteindelijk allemaal dezelfde wens hebben: een gelukkig nieuw jaar voor al die generaties die na ons komen. Dus ik teken het vuurwerkmanifest en ga lekker overmorgen bij mijn zus kniepertjes bakken (zwagerlief bakt de oliebollen). Ik hoop dat mijn honden het carbid schieten dat helaas vlakbij hun huis wordt gedaan niet te eng vinden.
Een heel gelukkig nieuw jaar allemaal, wees voorzichtig en geniet.






zondag 18 december 2016

Arja


Onze kennismaking begon door Jippie. Eind 2008, ik had geen hondje meer, ik was triest en van twee kanten kreeg ik via de mail een foto toegezonden van een donkere hond, een galgo-mix, die al in Nederland (bij Arja) was om geadopteerd te worden. Via de website van Prozus werd hij bejubeld als een schat van een hond, zeer stabiel, een fantastische kameraad. Ik vond hem eerlijk gezegd te donker, ik ben (helaas) een van die mensen die van lichte honden houdt, geen idee waar die angst voor donkere honden vandaan komt.
Ik zal gelijk benadrukken dat donkere honden niet minder lief zijn, ik vind het bizar en onjuist dat donkere honden langer in asiels zitten dan lichte.
Voordat ik afdwaal: ik maakte ondanks de donkere kleur van Jip een afspraak en ging met mijn zus Marijke die erg veel van honden weet en die ik ook altijd om raad vraag, kijken.

In het drukke huisgezin van Arja, waar afgedankte honden, katten en ratten liefdevol werden opgevangen, had ook Jip een tijdelijk plekje gevonden, en hij genoot van de andere dieren in huis, met name van de grootst mogelijke hond, een goedaardige reus die Moos heette. Moos was een van de Ieren die hier in huis woonde, kijk maar naar het filmpje hieronder hoe de enorme reu van 90 kilo speelt met Jip. Jip was in lengte volgroeid en zo'n twintig kilo, maar vergeleken bij Moos een pinda.
Mijn zus vond Jip direct een mooie en lieve hond. Toch, ik twijfelde te veel en ging weer naar huis. De tweede keer ging ik met Peter, en die werd op het eerste gezicht verliefd op Jip.



Buiten liepen Arja en ik een stukje met de honden en Arja berispte me mild omdat ik toeliet dat Jip me ver de berm introk, met haar Rotterdamse tongval zei Arja: "Je laat je gewoon meesleuren!". Ik keek naar haar, twee enorme Ieren en twee grote galga's had ze aan de riem en de riemen hingen slap, ze voegden zich naar Arja, ze erkenden haar als roedelleider. Dat gaf me wat vertrouwen, het zou ook wel goed komen met Jip en mij. Jip heette toen trouwens nog geen Jip, hij werd door Arja "Tosti" genoemd omdat ze zijn asielnaam niet uit haar 'bek' kon krijgen (Trotski, inderdaad geen gemakkelijke naam om te roepen, maar hem gegeven omdat hij zo'n prachtige trotse en stabiele hond was).
Ik wilde hem Jip gaan noemen. Dat riep lekker en het was ook nog een link met mijn hondje Freddie, die ik vaak had geroepen met : "Freddie' ..... en als hij dan zo blij kwam aanrennen riep ik ook nog "Jippieeeeeeeee". Gewoon omdat zijn staart als een propeller in de rondte kon draaien, zo blij, zo mooi. Freddie, mijn feestje op vier pootjes. Maar goed, nu was daar Tostie/Jip.

Arja leek aanvankelijk niet erg gerust toen ik zei dat ik Tosti/Jip wilde adopteren, toch, ik twijfel vaak als het om belangrijke dingen (dieren) gaat aan mijzelf, dus hoppa, ik gaf mezelf het laatste zetje en de adoptie ging door.
Ik had nog lang zo mijn bedenkingen. Kort geleden nog vertelde ik iemand dat ik niet erg blij met Jip was in het begin. Hij had namelijk niet veel binding met mij. Hij voelde haarfijn aan dat ik hem met Fred vergeleek. Het was ook een groot verschil, hij was niet alleen groter en vrijwel zwart, maar hij zag me ook niet staan. Honden en rennen, dat was zijn ding, mensen waren bijzaak. Af en toe had ik contact met Arja, en dat gaf telkens weer vertrouwen dat het goed ging komen. Het heeft lang geduurd maar op een gegeven moment was de klik tussen Jip en mij er, ik besefte op een dag hoeveel ik van hem was gaan houden, met hoeveel plezier ik naar zijn spierwitte sokjes keek, naar het fraaie blesje dat zichtbaar was in het donker, naar zijn glanzende sterke lijf. Een ontroerend moment.

Kortom, Jip is gewoon een een fantastische hond, intens goed karakter, zelfs lief voor de kat. Hondenlogees worden allemaal enthousiast begroet. Viva bijvoorbeeld, ook een Spaanse vluchteling, logeerde hier een tijdje en was een grote vriendin van hem. Jip gaf mijn tweede hond, Davo, vertrouwen en hij hield intens van hem. Ook de honden van mijn zussen, alles was welkom en leuk. Na Davo kwam Moon, en Jip was iets minder gecharmeerd van haar in het begin want ze is me er eentje, maar goedhartig als hij is, is ook zij meer dan welkom.

In de afgelopen jaren had ik nu en dan contact met Arja. Niet als alles goed ging (of meestal niet), maar als ik vragen had, of er wat gebeurd was met de honden. Een bijtincident, ziek, een afscheid, een nieuwkomer, dat soort dingen. De smartphone kwam en we gingen appen. Arja stuurde een filmpje waarin ze liet zien hoe ze (ik dacht)Trix behandelde met ultrasound? om haar spieren weer in beweging te krijgen na een ernstige botsing. Ze vertelde over een ruggendokter in Duitsland waar ze kwam (voor de honden!) of tipte over goeie dierenartsen waar ik heen kon. Altijd wijze raad. Het was of ik ergens iemand had die me altijd zou begrijpen als het over windhonden ging. Windhonden zijn geen honden, dat zijn mensen, grapten we (en meenden we ook).
Arja had het zelf niet gemakkelijk, want zij nam altijd kneusjes-dieren. De zielepieten die niemand (meer) wilde hebben. Afscheid van dan de een, dan de ander, maar telkens weer nam ze dan een ander kneusje in huis. Daarnaast hoorde ik ook af en toe verhalen over familieperikelen, over  oudere familieleden die geholpen moest worden, huizen leeggehaald, verhuizen, en dan alle nazorg...... er leek altijd wel wat te zijn, altijd zorg. Daarbij was mijn leven gezapig, ik had wel honden, maar zorgde alleen voor mijn moedertje, die bovendien ook regelmatig voor mij zorgde.
Alleen Davo, dat was een gammel hondenkind, daar heb ik veel zorg aan gehad (ik was tijdelijk opvangadres voor hem maar hij bleek gammel en oud en hij mocht blijven). Maar goed, als ik dan keek naar wat Arja allemaal deed, daarbij vergeleken was het niets.

Wat een verrassing was het toen Arja deze zomer hier op een dag langskwam met Jan samen, ze had een grote zak pensstaafjes voor de honden bij zich, dronk een glas thee, maar was zo afwezig, stiller dan ik van haar gewend was. Ik kletste over van alles en nog wat, maar opeens wilden ze weer weg. Nee, nee, riep ik, niet voordat je hebt verteld hoe het met je is, je hebt altijd zoveel zorg, is het nu een beetje rustiger? Ze keek naar de grond, en zei: 'ik wilde het eigenlijk niet vertellen'. Ze zweeg even, vertelde toen dat ze ziek was, ernstig, dat ze niet lang meer had, en mijn hart zonk in mijn schoenen.

Sindsdien is er geen dag voorbijgegaan dat we niet even appten. Ik kon niets voor haar doen, behalve elke dag een foto of filmpje van mijn honden sturen, even iets vertellen over 'buiten'. Eerst kreeg ik nog berichtjes van haar terug die erop wezen dat ze nu en dan wandelde, met haar dochters of met Jan op stap ging, met de honden naar windhonden-bijeenkomsten was geweest, maar het werd helaas anders. Ze vertelde altijd kort over haar chemo-behandelingen, appte soms vanuit het ziekenhuis, soms vanuit thuis, ondertussen bleef ze warme colletjes voor windhonden breien 'tot ze erbij neerviel'. Haar grootste ellende hield ze echter voor zich, ze schreef letterlijk: 'daar heb ik geen zin in'. Maar ze was erg blij met de alledaagse berichtjes die ik stuurde verzekerde ze me, al was ze niet altijd in staat om terug te appen, lezen vond ze fijn. Dus ik appte hele lappen tekst, soms dagen niets horend wat me ongerust maakte, en dan opeens hoorde ik weer: ping.... en dan had ik weer een berichtje van haar.

In haar laatste periode hebben we bizar veel over en weer ge-appt. Ondanks dat ze haar ellende (als ze er al iets over vertelde) bijna terloops beschreef, gingen van sommige berichten mijn haren letterlijk overeind staan, wat kreeg ze veel te verduren, wat was ze dapper. En toen vertelde ze dat ze haar laatste dagen inging, het ging niet meer, nu was ze nog een beetje moeder, maar verder afglijden .... het werd ondraaglijk.

We appten heen en weer, ik zoekend naar woorden want wat zeg je tegen iemand die gaat sterven? Wat ik wel wist, ik zou haar bij de regenboog later wel herkennen tussen al die honden en huisdieren die haar voorgegaan zijn, dus het werd een 'tot ziens' en zeker geen 'dag'. En, omdat ik af en toe in mijn berichten Jip als 'Tosti' aanduidde, zei ze nog: 'noem Jip geen Tosti meer, het is helemaal Jippie, jouw Jippie'. Nee, appte ik dwars terug, Tosti zal altijd zijn koosnaampje blijven.

Haar laatste morgen brak aan. Ik wilde haar niet meer lastigvallen, er was niets meer te zeggen dat al niet gezegd was en het was haar laatste dag met haar familie. Maar ik appte haar rond negen uur nog wel een hartje. Ze reageerde, voor het laatst, met wat lieve woorden en een hartje terug.
Met Peter ging ik met de honden wandelen, onze zinnen verzetten zoals we het noemden. Gedurende de dag bleef ik toch telkens naar mijn app-berichtjes kijken, wetende, maar diep van binnen niet accepterend, dat dat zinloos was.
Het bleef gruwelijk stil. Niets dan dat laatste berichtje, een hartje, een zwaaiend handje.

De crematie was op een grijze mistige dag. De natuur weende. Ik zweeg gedurende de rit naar het crematorium, ik zat ramvol emoties. We reden over een nieuwe weg van Ter Apel naar Emmen en opeens brak de zon door, het nieuwe asfalt voor ons veranderend in een brede zilveren rivier. Oogverblindend. Het zonlicht veranderde de velden naast ons in een mysterieus landschap, de door zon beschenen wolken lagen omringd door donkergrijs in plukken op het gras. Troostend mooi.

Even voor de crematie sprak ik met Natasja van Prozus. Ze was van ver gekomen, maar kon de aula niet in met haar sensitieve peutertje, ze vroeg of wij de bloemen mee naar binnen wilde nemen. Natasja vroeg zich af, nu Arja, nog niet eens 60, ziek was geworden, overleden was, of ze zelf wel genoeg tijd maakte voor mensen, altijd zo druk doende met allerlei andere zaken, met honden redden ..... Tja.

Het afscheid van Arja was indrukwekkend. Fijn om te zien dat er zoveel van haar gehouden werd, wordt. Arja had bovendien voor een groot deel zelf de regie over haar afscheid gehad. We kregen twee maal een filmpje te zien, beide even onthutsend. De eerste was de lange versie van de redding van de in 2006 door het water ingesloten paarden bij Marrum. De opluchting en spanning die ik (weer!) voelde toen de paarden in een lange sliert naar het droge draafden ..... Wat later kwam het andere filmpje: The Earth Song van Michael Jackson. Op een gegeven moment besefte ik dat ik met mijn beide handen voor mijn mond geslagen zat te kijken. Het is een filmpje dat ik eigenlijk niet wil zien, het is te erg, te waar. Wat wilde Arja zo op het laatst nog zeggen?

   


Thuisgekomen mailde ik Natasja. En ik dacht aan haar woorden dat we zo druk waren met honden redden dat we weinig tijd voor elkaar hadden. Dat is zo, of dat lijkt zo. Maar wat het belangrijkst is is het belangrijkst. Dat was volgens mij ook Arja's boodschap. Als we geen risico's nemen, onze paarden niet het water in drijven om andere paarden te redden, wat zijn we dan voor mensen? Als we niet ook de kneusjes een plek geven in ons huis, of we ons niet uitspreken tegen dierenmishandeling, of niet kijken naar ons consumptieve gedrag en de gevolgen daarvan voor de aarde, wat zijn we dan?

Lieve Arja, ik kan je niet meer appen, je kunt niets meer tegen me zeggen en toch hoor ik je duidelijk. Ik zeg nogmaals: tot ziens, hartje, hartje.





zondag 4 december 2016

Wasmachine, deel II


We brachten een wasmachine weg, vriend Peter en ik. Ik had het bovenladertje verkocht via Marktplaats aan Berendien (zie 'Wasmachine').

We vonden het adres heel gemakkelijk, het is niet zo ver van waar mijn zus woont. Een klein laag boerderijtje, een houten garage in aanbouw. Paarden in een weitje voor de deur. Achter het huis stond het Peugeootje dat ik herkende als Berendiens.

Peet reed de wasmachine dankzij een steekwagentje vlot de auto uit, ik klopte ondertussen op de deur. Er werd niet opengedaan. Ik belde het telefoonnummer dat Berendien me gegeven had en het bleek dat ze wel thuis was, maar wij stonden bij de achterdeur in plaats van bij de zijdeur.
Wij liepen over terrasjes en langs diverse vogelhuisjes naar de ingang, de deur zwaaide open en daar stond Berendien, frêle maar met een sterke energie. Ze wees de weg naar de keuken waar een gapende ruimte naast de koelkast vertelde dat daar de wasmachine moest staan. Achteruitgeschoven stond een zelfde type wasmachine, en ze vroeg of wij die straks naar buiten wilde rijden .....? Ja, dat wilden we.

Peet reed de wasmachine op zijn plek en gezamenlijk rommelden we met snoer, slangen etc. Terwijl ik met Berendien praatte hoorde ik Peet op de achtergrond wat mompelen ..... de kraan lekte. Ik ging even kijken en zag het probleem, de kraan was geen wasmachinekraan maar een buitenkraantje, bovendien was het ding totaal verkalkt. Uit het mechaniek waardoor normaal het water wordt dichtgedraaid druppelde continu een aardige hoeveelheid water zo op het keukenzeil. We konden Berendien zo niet achterlaten. Het water moest afgesloten, die kraan moest uit elkaar en ontkalkt.
Berendien wees de weg. Een kelderdeur, een smal trapje, een zeer zwak peertje dat de vochtige kelder waarin de watermeter en de hoofdkraan zat in een vage gele gloed zette. Peet daalde af, gewapend met een zaklantaarn die Berendien tevoorschijn had gehaald. Ook de afsluitkranen bleken ernstig verkalkt maar na enige moeite was dan eindelijk het water afgesloten.

Het liep niet zoals het allemaal zou moeten, er moest heel wat keren afgedaald worden in dat keldertje, er werd gevloekt op de niet meer te redden kraan in de keuken en we belden zelfs onze zwager die in de buurt woont en misschien een andere kraan had??? (hij ging direct zoeken, maar helaas ....), uiteindelijk reden we naar een 'boerenwinkel' waar ze echt de duvel en zijn ouwe moer verkopen. We konden het bijna niet geloven maar we vonden, tussen al die gereedschappen, kruiwagens, moertjes en nippeltjes, ook wasmachinekranen.

Het aansluiten was daarna een fluitje van een cent. Berendien was blij en wij ook. Ik legde nog even uit hoe de wasmachine werkte en Berendien liep gelijk naar de ruimte naast de keuken en kwam terug met haar 'gymspullen'. Die wilde ze gelijk wel even gewassen hebben. Ik wees op het korte wasprogramma dat speciaal voor sportkleren was. Klik, hoorden we binnen in de buik van de machine, wat lichtjes floepten op het bedieningspaneel aan en toen hoorden we ook het water de wasmachine binnenlopen. Gezellig rommelde de trommel al in de rondte.

Zo, zei Berendien, en nu koffie. Ze schonk koffie uit een mini-koffiekannetje en gaf ons kuipjes koffiemelk. Op de koffiekom werd een stroopwafel gelegd zodat die warm kon worden. De gaskachel ruiste, de wasmachinetrommel hoorde ik met bekende geluiden zijn rondjes draaien. Buiten graasden de paardjes en hipten de vogeltjes rond in de voederhuisjes.








zaterdag 3 december 2016

Gevangen.


We keken allebei tegelijk naar buiten. Ik keek naar de kerstlichtjes die ik gisteren langs de goot van de schuur hing (en ook twee maal weer loshaalde omdat het niet naar mijn zin was). Hij keek hoogstwaarschijnlijk naar mij.
Ik keek langs hem heen naar de kerstlichtjes, mijn handen warmend aan de kom thee in mijn handen. Het hangt nog niet naar mijn zin, ik ga er nog een streng bijhangen, besloot ik. Acht uur in de morgen, een heel mooie tijd qua licht, alles is wittig van de kou van de nacht, het is nog niet helemaal licht en dat grijsblauwe van de ontwakende dag creëert een sfeer die me ontroert. Geen idee wat daar achter zit, het doet me wat. Windstil.

Ondanks de kou staat de hele nacht mijn tuindeur open, op een haak die net een vijf centimeter frisse lucht binnenlaat. Heerlijk, maar qua geluid is het of je bed in de tuin staat.
Het enige wat mijn gemoedstoestand verstoort zijn de grote landbouwmachines die nu en dan langs denderen. Volle snelheid want tijd is geld. Ondertussen bellend want tijd is geld. Er moeten nog een paar rijen bieten geoogst hier vlakbij.

Ik luisterde naar het uitstervende lawaai van een bietenauto en keek weer over het stille veld nu en dan een slokje nemend van mijn thee. In m'n ooghoek zag ik weer iets bewegen in de op drie meter hoogte afgezaagde berk die pal voor mijn tuindeuren staat.
Die beweging had ik al gezien, maar mijn hersenen hadden dit gerangschikt in het vakje: koolmees. Ik dacht dat het een van de vogeltjes was die gebruik maken van een spechtengat dat in de thans aardig vermolmde berk gehakt is. Dat spechtengat is volmaakt rond, tenminste toen het gemaakt was, het zat er opeens, ik heb niets gehoord of gezien van het maken er van. Sindsdien nestelen er diverse vogeltjes, en soms is er ruzie om het plekje.

Voelde ik me bekeken? Misschien, want eindelijk ging ik terugkijken naar die lichte plek in het spechtengat dat een spechtenhoofdje bleek te zijn. Hij keek naar me en nu ik ook naar hem. Zo stond ik nog een tijdje, lichtelijk verbaasd want de specht peert hem altijd zodra hij mij ziet. Soms gaat hij gewoon naar de achterzijde van de boom, als we elkaar niet zien is er ook geen gevaar. Durfde hij nu misschien niet uit het gat te komen? Was het er lekker warm nadat hij daar de nacht had doorgebracht? Of had hij er allemaal torretjes gevonden en was hij nog niet bereid om weg te gaan? Mensengedachten over een specht.
Het gevoel dat ik hem daar gevangen hield was het sterkst, ik draaide me traag om en deed een stap weg van het raam, buiten schoot een zwart wit en rode schim uit het spechtengat, hard scheldend.


donderdag 1 december 2016

Wasmachine.


Het wasmachientje stond al in de tijdje in de weg. Ik kreeg hem uit een erfenis en aangezien het een vrij nieuwe machine was en hij smal was wist ik er een goed plekje voor. Mijn andere wasmachine gaf ik weg. Maar ik moest op een gegeven moment een vriezer kopen omdat Davo (mijn oudste, helaas ook blinde windhond) vanwege zijn botslijtage veel glucosamine en visolie moest eten. Verse vis met graat en al. Vandaar de vriezer want de makreel kwam in blokken van 20 kg van de groothandel.
Die vis veranderde mijn hond in een aalscholver, hij gooide de vis een beetje omhoog, en met de kop naar voren slikte hij hem vrijwel geheel in, soms kauwde hij de vis in tweeën, geen idee waar die grens lag.
Maar ik dwaal af. Die vriezer nam een flink stuk van de plaats in waardoor ik sowieso de wasmachine elders moest zetten, en toen kwam het slecht uit dat het een bovenlader was.
Ik hakte op een goeie dag opeens de knoop door toen mijn zus vertelde dat ze zo'n goeie wasmachine had gekocht, tip van Consumentenbond, groter dus handiger, voorlader, als 'goed' of 'beste koop' zelfs getest, dus ik kocht er ook zo een.

Niemand in de familie wilde het bovenladertje hebben dus ik zette een advertentie waar niemand op reageerde. Ik zette het wasmachientje in de schuur.
Af en toe riep het naar me: ik ben hier, ik ben als nieuw en ik moet verkocht .... Dus ik zette het nogmaals te koop en na drie weken belde er iemand. Ze belde niet voor zichzelf, maar ze had een oude buurvrouw van 95 en die zocht zo'n smalle wasmachine  .... konden ze komen kijken? Natuurlijk kon dat. We maakten een afspraak voor twee dagen later.

Ik maakte het wasmachientje nogmaals schoon, ah, ik was vergeten het overtollige water er uit te gieten, ik maakte het filter schoon, kantelde het machientje tot er geen water meer uit liep, zocht de transportbevestiging op, de gebruiksaanwijzing, propte een kussentje als extra transportbeveiliging onder de klep tegen de trommel aan.
Op de dag dat ze zouden komen waste ik voor het huis nog even snel de auto. Kon ik mooi de kopers opvangen want dit gebied is voor veel mensen een zoekplaatje.
Een half uur te vroeg kwam er een klein Peugeotje aanrijden. Tot mijn verbazing stapten er twee vrouwen uit. Ik verwachtte een paar mannen, met een busje of een aanhanger!
Een van de vrouwen was van mijn leeftijd of iets jonger, de andere, die achter het stuur vandaan kwam was duidelijk de 95-jarige.

Ze was heel klein maar uit haar ogen straalde kracht en iets verrassend bekends, ze stak een smalle hand uit, keek me aandachtig aan en zei: ik ben Berendien. Ik zei: Ik ben Cristien, kon u het gemakkelijk vinden? Geen enkel probleem zei ze, Sidonia heeft de weg gewezen. Aangezien de andere vrouw zich met een andere naam had voorgesteld begreep ik dat ze de TomTom bedoelde, en ik zei: aha, bij mij in de auto wijst Beatrix de weg. Ik legde uit dat de navigatie erg bekakt praatte, bijna Duits, vandaar. Kortom, we lachten.
De garagedeuren stonden open, waar de wasmachine op het steekkarretje stond te wachten op bezichtiging. De vrouwen waren enthousiast en de koop was direct gesloten (Berendiens handen streken ondertussen over de bovenklep alsof de wasmachine van fluweel was).
Maar hoe wilt u de machine ophalen? vroeg ik. Ze keek naar haar auto en zei: in de achterbak. We liepen naar het Peugeotje toe en ze deed ze achterklep open waar een verrassend grote ruimte was ontstaan omdat ze de achterbank naar voren had geklapt. Er konden nu zeker drie kratten bier in. Maar geen wasmachine, die kon niet eens door de opening van de achterklep.
Berendien zei: ik dacht, als jullie twee hem er nou zo in kieperen ..... ze maakte een beweging alsof ze een poes een zetje gaf.
Ik keek naar haar optimistische blije hoofd en zei: waar woont u? mijn vriend heeft een busje, wat zegt u ervan als ik de wasmachine zaterdag of zo bij u thuis kom brengen? Ze keek naar de grond, dus ik voegde eraan toe: u hoeft de machine nu niet te betalen, ik verkoop hem aan niemand anders, de wasmachine beschadigt dan niet en ..... als ik u was zou ik dit aanbod met twee handen aangrijpen.
Ze was even stil, zei toen: goed, ik vertrouw u, maar ik wil hem wel nu betalen.
Ze ritste een buidelportemonneetje open dat om haar middel zat gegord, ik keek naar de oude handen die met de briefjes van vijftig rommelden, en ik zag dat ze precies de gevraagde 125 euro contant had meegenomen. Ze overhandigde me eerst 100 euro, toen 25.
Ik pakte het geld aan, keek naar de briefjes in mijn handen en zei tegen haar: vergeet u niet af te dingen? Ze keek naar me, lachte en zei: eigenlijk wel. Ik gaf haar 25 euro terug en toen moesten we alle drie lachen.

Mijn vriend lachte ook toen ik het verhaal vertelde, en nee hoor, geen enkel probleem, hij wilde de wasmachine wel brengen. Dat deden we, een verhaal apart.