zondag 13 juli 2014

Gebakken ei voor hond.


Een tijdje heb ik ze verzameld, de verhalen die mensen vertellen over hun hond of kat en wat ze hen te eten gaven. Meestal is het standaard, maar sommigen vallen op.

Ik zal eerst maar over mijn eigen hondje opbiechten.
Met (whippet) Freddie liep ik ooit in een stad in Brabant en ik zag dat hij misselijk werd, en het was al een tijdje geleden dat hij gegeten had. De patatjes die ik zat te eten brachten uitkomst, Freddie at met ogen die bijna uit zijn kopje rolden van ongeloof, mensen keken, en ik lachte, en zijn misselijkheid was over.
Hij heeft overigens een keer een busrit naar Spanje meegemaakt. Eten wilde hij niet, hij dronk heel weinig, hij sliep sliep sliep. Op een gegeven moment gaf ik hem (met stroop gezoete) kaakjes, en die at hij wel.

Een vrouw waar ik regelmatig mee liep in Hendrik-Ido-Ambacht vertelde dat ze op zaterdag altijd een ei bakte voor de hond. De hond wist precies wanneer het zaterdag was. Ik fantaseerde er later bij dat hij met een servet omgeknoopt aan tafel zijn ei zat te eten, maar goed, ik zei al, dat zal ik er wel bij verzonnen hebben.

Een week of drie geleden zat ik in Julianadorp, frietjes met mayo te eten. De zon scheen, we zaten op een terras aan de duinenrand. Boven de duinenrand verzamelden zich diepgrijze regenwolken.
 
Aan onze voeten lagen de honden, het kleine keuteltje dat mijn oudste zus sinds kort heeft: Django, en op een dekentje lagen Davo en Jip. Als we op stap zijn krijgen de honden altijd de laatste stukjes van mijn pistoletje, mits ze liggen. Bedelen heeft geen enkele zin, alleen liggend en niet naar me kijkend worden ze aan het eind van mijn maaltijd 'gevoerd'. Maar nu at ik patat en ik keek eens heen en weer naar mijn rustig liggende honden. De patat was vrijwel zoutloos en voordat ik het wist gaf ik de honden een paar patatjes.
Zoals bijna altijd als je iets 'fouts' doet reageerde een vrouw die achter me zat en binnen no-time wist ik dat ze ook windhonden had gehad, dat ze dood waren, dat er eentje nog jong in een wak verdronken was, de andere oud geworden was, dat ze ze miste. Dat ze sinds ze geen honden meer had niet goed meer voor zichzelf zorgde. Ik kon het aan haar zien. Ze was broodmager, schudde met heel haar lichaam, had een huid als oud leer en ogen die geen enkel vooruitzicht meer zagen. Heel blauw, dat dan weer wel.
De honden aten. De vrouw aaide hun koppen.
Ik vertelde dat ik aan het eind van mijn maaltijd wel meer de honden iets toeschoof, tenminste, niet thuis maar onderweg.

Met haar doorrookte stem vertelde ze dat ze heel lang geleden met haar honden in de stad Groningen was geweest en dat er ergens van een terras commentaar had geklonken: 'hee, je moet je honden eens te eten geven'. Commentaar dat je met windhonden wel vaker krijgt. 'Nou, een biefstukje zouden ze wel lusten hoor' had de vrouw teruggeroepen. Waarop de man zich niet had laten kennen, wenkte en zei: 'die krijgen ze dan'. Waarop hij, daad bij woord voegend, een biefstuk voor de honden bestelde. De honden hadden genoten, vertelde de vrouw, en, zei ze er achter aan, 'toen zag ik er nog niet zo uit als nu, want anders hadden ze nooit een biefstukkie gehad!' Ze lachte schor, hoestend.

Dit alles vertelde ik onlangs aan mijn lieve vriendin Ankie, waarop ze prompt zei: 'mijn hondje kreeg altijd de laatste pannenkoek. En dat wist hij. Hij bedelde niet, maar hij wist gewoon dat de laatste pannenkoek voor hem was'.
Kijk, daar hou ik van, dingen doen die mens of dier blij maken. Gewoon, omdat het leven kort is.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten