donderdag 26 september 2013

We zijn de zee.


Ik ben een paar daagjes met de honden naar zee. We staan met de camper op een kleine camping, die even teruggetrokken van de hoge duinenrij ligt. In het voorjaar staan we hier omringd door de geurende hyacinten of narcissen, blauwe druifjes, nu zijn de velden leeg, een enkel veld staat onder water (tegen de virussen en aaltjes die altijd de bloembollen bedreigen) of er staan worteltjes. Ook leuk om te zien met dat fijne groen en fijn voor de vele konijntjes die hier rondlopen.

Vanuit de camper kan ik het bankje hoog op het duin zien staan waar ik ooit met mijn moeder zat, en waarvandaan ik foto's maakte. Het lijkt of er een dunne lijn van mijn hart naar dat bankje loopt, het voelt of ik er nog steeds samen met mijn moeder zit, met haar daar op het pad loop, zij met haar rollator, ik met mijn andere hondje of met deze twee die nu aan mijn voeten liggen. Toch kan ik, starend naar dat bankje, geen contact maken met mijn moeder, of met mijzelf, omdat ik in een andere periode leef.
Soms denk ik dat ik dicht tegen die andere periode, die andere tijdslijn of een parallel universum aanzit, of ik dankzij een  glanzende (een andere wereld weerspiegelende) plas op straat, of in de schaduwen tussen de bomen die andere tijdslijn, of dat andere universum kan zien of voelen, maar het volgende moment ben ik weer gewoon 'hier'.
Zo gaat het ook nu, dicht bij de zee, waar mijn geest kan waaien, waar via die hartlijn ik weer even naast mijn moeder op het bankje zit, waar toekomst en verleden ineen lijken te schuiven en ik even later weer gewoon in de camper zit, mijn zere knie voelend, mijn rommelende ingewanden horend en ik de honden aan mijn voeten zie en voel liggen, in hun slaap zuchtend van diepe tevredenheid.

Wat minder filosofisch nu. Het landschap dat tegen die duinenrij aanligt kan ik niet mooi vinden, maar de duinen en de zee maken dat allemaal goed. Een stukje rijden en er zijn wat dorpjes die wel weer aardig om te zien zijn.
Verwend door het wisselende landschap van Groningen, waar nog veel oude boerderijen staan, waar het landschap zowel open als lieflijk kan zijn, waar je zeehonden kunt zien luieren op het wad, of waar je (sporadisch) nog oude weilanden kunt vinden compleet met gehoornde koeien die in schaduwplekken liggen, is dit landschap leeg, kaal, bijna woest als het weer tegenzit.
Er zijn bij de Noordhollandse duinen veel nieuwe vakantieparken aangelegd, de huisjes hutje mutje tegen elkaar, slechts hier en daar zie je in het landschap een enkele oude boerderij.
Hier jagen de wolken boven de zee, schuiven schaduwen in rap tempo over de duinen, klapperen de touwen tegen vlaggenmaste en klepperen rafelende vlaggen in de nooit aflatende wind. Als het in Noord Holland niet waait is het 'vreemd weer'. Aldus de bewoners.

We hebben mazzel. Niet alleen was het de afgelopen dagen 'vreemd weer', dus vrijwel windstil, maar vandaag schijnt de zon. Ik hoorde vannacht al dat het stille weer ging veranderen, de wind trok aan, en vanmorgen was de mist en al het vocht verdwenen, de zon stond al een stukje aan de hemel, en dieppaarse wolken hingen in de verte boven het duin met de belofte van regen of in ieder geval met de dreiging ervan.
De dreiging deerde ons niet. We liepen urenlang over het strand, zus Hennie en ik en de honden. Het bleef droog en zonnig. Raapten we vroeger altijd schelpen, ditmaal raapten we zowel gisteren als vandaag tientallen stukken plastic en restanten vislijn op, en vulden onze tasjes verder met een halfvergane pet (Dolce en Gabbana), duikbril, frisbee, restanten van vijf ballonnen (de glanzende bandjes eraan nog even sterk als toen het eraan gebonden werd), zakjes achtergelaten hondenpoep, flessen, blikjes, melkpakken, flinters koffiebekertjes, potjes yoghurt, een container, een glazen pot (500 gr. rode kool van Hak), twee nog dichte bakjes Filet Americain, etc, etc. etc.
We vonden ook nog bruikbare spullen: een kunststof snijplank, een zandvormpje (zeesterretje, groen), een kunststof bezemsteel.
Bij elkaar schatten we de oogst van de afgelopen dagen op zo'n 15 kilo.
De vreemde oogst maakte ons niet uit. Het gaf ons iets te doen en het gaf zeker zoveel voldoening als vroeger schelpen rapen, 'ons' strand was even weer netjes en in de rommel die wij opraapten zouden geen dieren verstrikt raken of meeuwen stikken.

Jip rende in de rondte, daagde nu en dan een andere hond uit om mee te rennen, om er vervolgens van te schrikken als ze daar gehoor aan gaven. Jip is niet echt een held, als er achter hem aangerend wordt vind hij het al gauw een beetje eng.
Davo liep aan de lijn, hij eet teveel rommel (soms hele happen van de mosselen die in klonten op het strand aangespoeld liggen) of hij loopt met zijn vrijwel nietsziende blik opeens weg, alsof hij in de verte toch iets bekends ziet (of ruikt), en loopt dan zo snel in dat gammele drafje van hem dat hij bijna niet meer in te halen is.

Vlakbij de standtent waar we koffie gingen drinken liep een hond zonder baas. Ik zag hem al van verre, vond het vreemd dat hij zo over het strand dwaalde, zijn riem sleepte achter hem aan in het zand. Wat later liep hij naar de strandtent waar wij ook naar toe gingen, en ik zag dat hij naar buiten werd gejaagd.
Omdat hij nog op het omheinde terras liep kon ik de riem grijpen, en ik zag een telefoonnummer op de penning gegraveerd staan. Ik belde, en even later meldde zich een Duits sprekende man. Ja, ze hadden een hond en zijn vrouw was in Julianadorp op vakantie, zag ik haar nergens? Ze had lang haar, donker. Ik zei dat als ik ze niet vond ik hem terug zou bellen, maar in de verte zag ik inderdaad een vrouw met lang donker haar, een kind in haar kielzog.
Met drie honden liep ik naar haar toe en ik zag de opluchting in haar gezicht toen ik haar naderde.
Ze reikte naar de riem en vertelde: het was een jonge hond die zich had losgerukt toen ze aan de andere kant van de duinen had gelopen, ze was erg blij dat hij terecht was. De vrouw was een mooie mix van rassen, lichte groene ogen en een licht getinte huid. Ze stak haar hand op terwijl ze weer terugliep, samen met haar blije zoontje en ondeugende hond.

Hennie en ik waren blij dat de hond weer bij zijn baasje was. We dronken koffie, liepen weer een heel eind terug over het strand, zaten voordat we het strand verlieten nog een tijdje in het zachte witte zand te praten over hoe vreemd het was om mensen te verliezen en 'gewoon' door te moeten gaan, weer plezier in het leven te vinden terwijl je het idee hebt dat er geen plezier is als je het met niemand deelt. Over je alleen voelen (terwijl wij bijvoorbeeld goddank nog familie en vrienden hebben).
Ons gesprek viel stil en tegelijkertijd opperden we om weer verder te gaan. We stonden op, ik dacht nog even over mogelijke parallelle tijdslijnen, over de nietigheid van het menselijk bestaan terwijl de zee onvermoeibaar de golven op het strand blijft werpen, dacht dat er geen antwoorden zijn op die grote levensvragen, alleen misschien inzicht, en ik herinnerde me een toepasselijk gedicht:

Ik was te Cadzand aan het strand
getuige van een misverstand,
toen ik twee golven hoorde spreken
precies voordat ze zouden breken.
De ene riep: "Het is gedaan,
wij zullen hier te pletter slaan!'
De ander zei beslist: "Welnee,
je bent geen golf, je bent de zee.


(Uit: je bent de zee, van Hein Stufkens, filosoof, dichter, schrijver en zen-leraar.)





1 opmerking: