vrijdag 23 augustus 2013

Kamperen in Frankrijk.



Peet en ik hebben deze vakantie wél en niet officieel gekampeerd. Officieel is het als je totaal bent overgeleverd geweest aan de grillen van de campingeigenaars, en dat waren we slechts een paar dagen/nachtjes.
Gisteren namen we weer afscheid van Peet's zus, die net als God in Frankrijk woont. We voelden ons bedroefd ondanks dat we vrolijk en uitbundig zwaaiden. We tankten bij de plaatselijke supermarkt, kochten water en broodjes en heuvelden ons richting rijksweg.
Het verkeer was zoals gebruikelijk saai, onderhoudend, grappig, verbazend, gevaarlijk en bizar en bij Parijs zeer langzaam. We sukkelden een tijdje, en besloten na heel wat wikken en wegen om naar Cappy te rijden. Daar zijn we nu: Camping Les Charmilles.
Een voordelige camping municipal, en het dorpje lijkt een roerig verleden te hebben, lezen we in de vele folders die we bij het aankomen bij het verlaten kantoorgebouwtje aantreffen. De laatkomers wordt verzocht een plekje te zoeken op de nrs. ..... Wij kozen nr. 23.

We wandelden toen de 'tent' stond en we een blikje soep hadden opgewarmd in het bijna donker nog even naar het stadje. We hoorden veel water ruisen, eenden kwaken en jagers schieten. Nu is het ochtend, 9 uur en de zon schijnt al brandend op mijn armen, een specht jodelt en de thee staat klaar.

De Franse camping in het algemeen lijkt in al die jaren niet veel veranderd. Wij bezoeken graag kleinere campings en die zijn prima. Maar de was-/toiletgebouwtjes ..... dat kunnen de Duitsers beter .  
Nu volgt een klaagzang op het Franse toilet/douchegebouw in het algemeen: slechts zelden is er een plekje om je spullen droog te zetten als je gaat douchen. De vloer is altijd goor omdat je nou eenmaal op slippers of schoenen naar binnen loopt. Onder de douche breek je je nek omdat je uit je slippers schiet of omdat je aan de grond vastzuigt. Er ontbreken haakjes, de deur sluit slecht en soms niet. Er zijn te weinig douches, of kinderen bezetten de douches en spelen er zó lang dat het sop onder de deuren door golft (of nee, dat laatste gebeurde in Nederland!).
Er is vaak geen toiletpapier of juist heel veel (op de vloer). De toiletten zijn soms vies achtergelaten. Dankzij een sensor gaat het licht uit en je staat in het pikkedonker in een vreemd toiletgebouw (waar we nu zijn). De kranen zijn voorzien van een drukknop en er knalt (hoe voorzichtig je die knop ook indrukt) zoveel water direct in de bak dat er een fontein ontstaat, je bent in een klap drijfnat en altijd rond je kruis.
Het  douchewater is zo warm dat je er niet onder kunt staan of (in deze vakantie drie maal gebeurd: je staat naakt en met een klodder zeep of shampoo in je hand maar het douchewater wordt maar niet warm! )
Op een been huppelend probeer je later in je onderbroek en veel lastiger, je lange broek te stappen, de pijp omhooghoudend omdat de vloer nat of goor is, moeizaam de broek omhoog wurmend omdat je been nog vochtig is ....omvallend tegen de muur die je liever niet wil aanraken.
En soms is er zelfs nog die stank van een open riool. Je vraagt je af, waarom in godsnaam kamperen mensen?

Ik weet het wel, denkend aan mijn eerste zelfstandige kampeervakantie in Sète, aan de Franse zuidkust, op een armoedige maar goedkope staatscamping op een zeer steile helling. Het opstaan na een bizarre nacht op een half leeggelopen luchtmatrasje (de heup telkens behoedzaam neerleggend in een kuil). Dat kostte niet veel moeite, ik was jong en kon zelfs op een kiezelvloer nog slapen.
Vooral herinner ik me mijn verbijstering bij het omhooglopen (op een rotsig zandpad) naar het wrakke toiletgebouw in de morgen (na diep in de nacht te zijn gearriveerd) en bij het omkijken ontdekte ik dat er een schitterend blauwgroene zee aan de voet van de camping lag.
Dat die zee er was wist ik al, ze had me toegeruisd, maar ze was donker geweest met wat wittig schuim en zoals je dat voelt bij nacht en water: onheilspellend.

Ik was toen achttien, maar ik zag die enorme heldere groenblauwe zee en was verbaasd als een kind en ben dat gebleven. Ik zou iedere keer dat ik de zee zie willen zeggen: mama, MAMA!  kijk nou, kijk nou, van opwinding huppelend aan haar hand, wijzend en omhoogkijkend om haar ma's ogen de weerkaatsing van dit blauw, van die verbazing te zien. Ja, kinderlijke verbazing en schoonheid delen, dat past bij de kleurschakeringen van de (mediterrane) zee.
Toen, tijdens die eerste kennismaking met de Franse kust, liep ik, na samen met mijn zus een tijdje naar het prachtige uitzicht te hebben gekeken, omhoog richting toiletgebouw waar ik even later omhuld werd door een stank die ik tot op de dag van vandaag hier in Frankrijk herken: septictanks en een slecht werkend rioolstelsel.

Toch, mijn opa zei het al, zonder de traan is er geen lach, of zei hij: zonder verdriet is er geen geluk? Nou ja, zoiets. Het is die bizarre combinatie in Frankrijk van schoonheid en verval die je niet alleen boeit, maar ook verbaast, alsof je nu en dan van God himself met kinderogen mag kijken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten