Peet en ik hebben deze vakantie wél en niet
officieel gekampeerd. Officieel is het als je totaal bent overgeleverd geweest
aan de grillen van de campingeigenaars, en dat waren we slechts een paar
dagen/nachtjes.
Gisteren namen we weer afscheid van Peet's
zus, die net als God in Frankrijk woont. We voelden ons bedroefd ondanks dat we
vrolijk en uitbundig zwaaiden. We tankten bij de plaatselijke supermarkt,
kochten water en broodjes en heuvelden ons richting rijksweg.
Het verkeer was zoals gebruikelijk saai,
onderhoudend, grappig, verbazend, gevaarlijk en bizar en bij Parijs zeer
langzaam. We sukkelden een tijdje, en besloten na heel wat wikken en wegen om
naar Cappy te rijden. Daar zijn we nu: Camping Les Charmilles.
Een voordelige camping municipal, en het
dorpje lijkt een roerig verleden te hebben, lezen we in de vele folders die we
bij het aankomen bij het verlaten kantoorgebouwtje aantreffen. De laatkomers
wordt verzocht een plekje te zoeken op de nrs. ..... Wij kozen nr. 23.
We wandelden toen de 'tent' stond en we een
blikje soep hadden opgewarmd in het bijna donker nog even naar het stadje. We
hoorden veel water ruisen, eenden kwaken en jagers schieten. Nu is het ochtend,
9 uur en de zon schijnt al brandend op mijn armen, een specht jodelt en de thee
staat klaar.
De Franse camping in het algemeen lijkt in al
die jaren niet veel veranderd. Wij bezoeken graag kleinere campings en die zijn
prima. Maar de was-/toiletgebouwtjes ..... dat kunnen de Duitsers beter .
Nu volgt een klaagzang op het Franse toilet/douchegebouw
in het algemeen: slechts zelden is er een plekje om je spullen droog te zetten
als je gaat douchen. De vloer is altijd goor omdat je nou eenmaal op slippers
of schoenen naar binnen loopt. Onder de douche breek je je nek omdat je uit je
slippers schiet of omdat je aan de grond vastzuigt. Er ontbreken haakjes, de
deur sluit slecht en soms niet. Er zijn te weinig douches, of kinderen bezetten
de douches en spelen er zó lang dat het sop onder de deuren door golft (of nee,
dat laatste gebeurde in Nederland!).
Er is vaak geen toiletpapier of juist heel
veel (op de vloer). De toiletten zijn soms vies achtergelaten. Dankzij een
sensor gaat het licht uit en je staat in het pikkedonker in een vreemd toiletgebouw
(waar we nu zijn). De kranen zijn voorzien van een drukknop en er knalt (hoe
voorzichtig je die knop ook indrukt) zoveel water direct in de bak dat er een
fontein ontstaat, je bent in een klap drijfnat en altijd rond je kruis.
Het
douchewater is zo warm dat je er niet onder kunt staan of (in deze
vakantie drie maal gebeurd: je staat naakt en met een klodder zeep of shampoo
in je hand maar het douchewater wordt maar niet warm! )
Op een been huppelend probeer je later in je
onderbroek en veel lastiger, je lange broek te stappen, de pijp omhooghoudend
omdat de vloer nat of goor is, moeizaam de broek omhoog wurmend omdat je been
nog vochtig is ....omvallend tegen de muur die je liever niet wil aanraken.
En soms is er zelfs nog die stank van een open
riool. Je vraagt je af, waarom in godsnaam kamperen mensen?
Ik weet het wel, denkend aan mijn eerste zelfstandige
kampeervakantie in Sète, aan de Franse zuidkust, op een armoedige maar goedkope
staatscamping op een zeer steile helling. Het opstaan na een bizarre nacht op
een half leeggelopen luchtmatrasje (de heup telkens behoedzaam neerleggend in
een kuil). Dat kostte niet veel moeite, ik was jong en kon zelfs op een
kiezelvloer nog slapen.
Vooral herinner ik me mijn verbijstering bij
het omhooglopen (op een rotsig zandpad) naar het wrakke toiletgebouw in de
morgen (na diep in de nacht te zijn gearriveerd) en bij het omkijken ontdekte
ik dat er een schitterend blauwgroene zee aan de voet van de camping lag.
Dat die zee er was wist ik al, ze had me
toegeruisd, maar ze was donker geweest met wat wittig schuim en zoals je dat
voelt bij nacht en water: onheilspellend.
Ik was toen achttien, maar ik zag die enorme heldere
groenblauwe zee en was verbaasd als een kind en ben dat gebleven. Ik zou iedere
keer dat ik de zee zie willen zeggen: mama, MAMA! kijk nou, kijk nou, van opwinding huppelend
aan haar hand, wijzend en omhoogkijkend om haar ma's ogen de weerkaatsing van
dit blauw, van die verbazing te zien. Ja, kinderlijke verbazing en schoonheid
delen, dat past bij de kleurschakeringen van de (mediterrane) zee.
Toen, tijdens die eerste kennismaking met de
Franse kust, liep ik, na samen met mijn zus een tijdje naar het prachtige
uitzicht te hebben gekeken, omhoog richting toiletgebouw waar ik even later
omhuld werd door een stank die ik tot op de dag van vandaag hier in Frankrijk
herken: septictanks en een slecht werkend rioolstelsel.
Toch, mijn opa zei het al, zonder de traan is
er geen lach, of zei hij: zonder verdriet is er geen geluk? Nou ja, zoiets. Het
is die bizarre combinatie in Frankrijk van schoonheid en verval die je niet
alleen boeit, maar ook verbaast, alsof je nu en dan van God himself met
kinderogen mag kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten