dinsdag 30 april 2013

Koninginnedag 2013 (en 1960)


Eerlijk gezegd, ik schrijf hierboven wel 1960, maar ik heb geen idee of het inderdaad 1960 was. Koninginnedag was het wel en ik was een jaar of acht. Voila.
We keken er naar uit, zoals je naar alles uitkeek als kind. De wereld leek een parelsnoer van fraaie dagen, zelfs de winters waren iets om naar uit te kijken, want: sinterklaas, kerstboom, mysterieuze mistige dagen die je zintuigen prikkelden omdat je niets om je heen meer herkende, of een compleet andere en heel stille wereld als het had gesneeuwd.

De lente was voor mij een favoriet seizoen. Die voelde je als een enorme feestzaal in je borst. Het rook anders buiten, en met een beetje geluk kon je dat op mijn verjaardag in begin april al goed merken. April was een maand waarin het warm kon zijn, maar net zo goed de volgende dag weer bitter koud zijn, sneeuwen of hagelen, een beetje zoals april de laatste jaren ook weer is. Maar de geuren van bloesem en het uitlopende blad dat zo oorverdovend groen was, dat maakte me echt gelukkig.

Koninginnedag betekende een daagje feesten buiten, en de zomerkleren kwamen te voorschijn, als bij toverslag. Daar liep je dan, in je te koude zomerjurk, te rillen en vrolijk te zijn met een feestmuts op en een balletje aan een stok waarmee je (dat was officieel) ieders feestmuts van achteren mocht afschieten. Er waren papieren toetertjes en ratels waarmee je een hoop geoorloofde rotherrie kon maken en voor de rest was er in de speeltuin of elders in de stad wat te doen of er was ergens kermis.

Waar we heen gingen op Koninginnedag is me niet zo bijgebleven, wel de sfeer die er bij hoort. Zondag en toch niet. Dat balletje dat met een dun elastieken koordje verbonden zat aan die bamboe-wandelstok vond ik geweldig, het was een geducht wapen als je het goed gebruikte. Dat balletje bestond uit een bol geperst stro waaromheen een zilverpapiertje zat en daar weer omheen zat een rood wit blauw gekleurd netje van katoen gebonden om alles bij elkaar te houden. Helaas viel het balletje tot mijn teleurstelling na een uur (en vele voltreffers) al uit elkaar. Maar al viel het balletje uit elkaar, de hele Koninginnedag liep ik nog met die bamboestok rond.

Nu is het dan 30 april 2013, er ligt een bewogen leven tussen toen en nu. Zojuist zag ik op de tv een ontroerde Beatrix die afstand deed van de troon. Een ingehuurde oranje-kenner becommentarieerde de abdicatie en noemt de zijdelingse blik van Bea naar haar zoon en het vastpakken van zijn hand 'bestudeerde' emotie. Van pure nijd draaide ik me van de tv af, en even later, nadat het nieuwe koningspaar op het balkon naar het volk gezwaaid heeft, liep mijn vriend naar de tv om hem uit te zetten.
Even ving ik nog een flits op van Beatrix, die naar binnen loopt om de drie kinderen van Willem-Alexander en Maxima te halen, dan verdwijnt haar gezicht in de schaduw van de achterliggende kamer en is ze weg.
Ik vond vooral dat verdwijnen in de schaduw een ontroerend moment en bij het zien leek het of mijn borst te klein werd voor mezelf, en ik verlangde even dat ik weer kind mocht zijn, dat in de vroege lentezon op het trottoir huppelt, met dat stokje en dat balletje, in die te koude zomerjurk.



vrijdag 19 april 2013

Het stuift! (verbreding N33 - gesneuvelde bomen)


Het stuift, zeggen de noorderlingen, als in het voorjaar de wind het fijne zand en veen van het land opneemt en kilometers ver weer laat vallen. Ik noem het stofstormen.
Het is te kaal in Groningen, en te droog. Tot voor kort vond ik het niet te kaal, integendeel, ik vind het wisselende landschap prachtig. De bomenrijen langs de N33 waren mijn favoriete bomen, pas zo'n 30 jaar oude, maar statige abelen. Vooral in het voorjaar keek ik uit naar het bijna mysterieus grijzige jonge blad. De combinatie met de heldere voorjaarsluchten, de schaduwen van de wolken die donkere vlekken op de velden legden, een combinatie die ik ontroerend mooi vind.

Diep treurig vond ik het om te zien dat de wegwerkzaamheden aan de N33 de prachtige abelen-rij het leven heeft gekost.  De N33 wordt verdubbeld, gek genoeg alleen het stuk dat leidt tot wat tegenwoordig 'krimpgebieden' heet, niet het stuk waar het nodig is, de aansluiting van de Eemshaven naar de A7. Maar goed, voordat ik al te ver afdwaal .... de bomen.

Stapels omgezaagde bomen lagen plotseling langs de weg en ik voelde me persoonlijk verantwoordelijk voor deze verwoesting: 'had ik me niet in moeten zetten voor het behoud van deze bomen'? Ik heb een excuus, de laatste drie jaar zijn zwaar geweest en heb daardoor slechts zijdelings een en ander meegekregen van de plannen om de weg te gaan verbreden. Toch vreet het aan me.
Onwillekeurig denk ik bij het zien van het verwoestte landschap aan mijn moeder. Ma weg, de bomen weg. We reden vaak hier over de N33. Mijn moeder wist hoe de bomen heetten, zij vond ook de bast heel mooi. Hoe fraai was de weg dankzij die inmiddels volgroeide bomen geworden, sinds de tijd dat mijn ouders hier in het noorden waren gaan wonen, zo'n ruim vijfendertig jaar geleden.
Groningen was in 1980 nog een barre kale wereld, het waaide altijd, regelmatig waren de wegen onbegaanbaar door sneeuw die zich verzamelde op de plekken waar een obstakel stond: een enkele boom, een schuur of huis, en de stuiverij veranderde alles binnen en buiten in een bruine wereld. Ik vond het toentertijd drie keer niks dat mijn ouders naar het armoedig winderige noorden vertrokken.
Maar Groningen veranderde. Bomenrijen werden hier en daar langs de wegen aangeplant, en ook de mensen plantten steeds meer bomen en struiken bij hun huizen.

Het is de laatste jaren meegevallen met de stuiverij. Ik moest even nadenken wanneer het ernstig gestoven had, het was dat ik hier bij mijn moeder aankwam en ze de deur opendeed en ik tot mijn verbazing zag dat haar gezicht helemaal zwart was. In iedere porie of rimpel had zich het zwarte stof gehecht, haar ogen lichtten blauw op tussen al het zwart, en ze zei: Tine, het is gewoon verschrikkelijk, overal ligt zand.
We liepen haar huis door, maakten foto's en schreven de datum in het zand op de vloer, 24 april ... ik meen 1998. Vijftien jaar al weer geleden.

Dit alles ging door mijn hoofd toen ik gisteren mijn huis ontvluchtte met de honden samen, nadat ik eerst de ramen goed had gesloten. Voor sommige ramen had ik een deken gelegd en nog wat extra lakens voor de ramen gehangen, in de hoop de stuiverij uit mijn huis te kunnen houden. Dat is niet gelukt, ik heb in de logeerkamer geslapen, mijn eigen bed was te zwart.






En wil je zien hoe de N33 er nu uitziet (je ziet de restanten van de bomen nog in de berm) als het gaat waaien in het voorjaar? 
Kijk op het kanaal van mrssighthound. En kies het bovenste filmpje. 









zaterdag 6 april 2013

Schiermonnikoog.



Wat mis je in Groningen, vroegen mensen me de afgelopen jaren soms. 'De zee', antwoordde ik dan. Het weidse Groningse landschap doet wel denken aan de zee, en soms kan je hem ruiken als de wind gunstig staat, maar je moet in Groningen veel moeite doen om daadwerkelijk de zee te zien. De boot nemen naar een eiland bijvoorbeeld.

Daar ben ik dan op Schiermonnikoog, op bed zittend terwijl de balkondeuren wijd open staan. Het is rond tien uur en de zon schijnt. Van buiten waaien vogelgeluiden naar binnen, kauwtjes, meeuwen, een zangvogeltje dat ik niet ken. Stemmen weerkaatsen op de straat tussen de hotels, het Graaf Bernstorff en het Hotel Van der Werff, een vrachtauto laadt rammelend en met draaiende motor voorraad uit voor het naastgelegen supermarktje. Vriendin Simone zit, gehuld in vest en met een dekbed over haar knieën, voor de openstaande balkondeuren in de zon. Zij is degeen die me trakteerde op dit uitstapje, mijn rouwperiode lichter maakte door me afgelopen week te bellen en in mijn oor te schreeuwen dat het godswonder was geschied: er waren annuleringen in Van der Werff en zij had drie overnachtingen voor ons kunnen boeken.

Gisteren fietsten we even naar de zee, zagen hem in de verte teruggetrokken liggen. Oogverblindend was het lentelicht. Ik keek naar de vuurtoren, herkende hem van de foto's die ik van mijn moeder maakte terwijl ze hikkend van de lach over haar rollator hing. Ik herken (tot mijn verbazing, want ik weet nooit waar ik geweest ben tot ik het weer zie) van alles, weet waar de fietsenverhuur zit, de bakker, de visboer, de drogist, de restaurantjes. Enkele malen kwam ik hier met mijn moeder met de dagboot, en tweemaal logeerde ik hier langer, in hotel Van der Werff en verderop in een huisje dat Peter gehuurd had nadat Davo ernstig gebeten was en hij droef ogend en in zichzelf gekeerd weigerde om in beweging te komen. Davo knapte hier op het strand snel op, werd weer een hond goddank.

Het geheugen is soms een sterke tegenstander. Terwijl ik niets anders wil dan hier gewoon rondlopen terwijl de zon alle schaduwen wegneemt, herkennen mijn ogen de kaarten die Peet en ik stuurden van het eiland naar onze moeders, naar mijn vriendin Marrie.
Daar waar ik een paar jaar geleden met mijn moeder een pannenkoek at, zit ik nu met mijn vriendin Simone, en ik bestel dezelfde pannenkoek, en een biertje.




maandag 1 april 2013

Cake.


Tweede Paasdag. Ik ben laat opgestaan, wat betekent dat het volgens de dit weekend ingegane zomertijd al over negenen is. Het dagelijkse ritueel begint, badkamer, aankleden, waterkoker aanzetten, vogels voeren, honden de tuin in laten.
Een maatbeker vul ik met vogelvoer en ik loop de tuin in, niesend want ik heb óf een allergieaanval van hier tot gunter, of ik heb een verkoudheid opgelopen. Jippie rent terwijl ik de tuin doorloop naar het gedeelte waar alleen de vogels en de vossen toegang hebben. Bij het hek laat ik Jip even achter. Ik strooi op de plekken waar de fazanten het ijs al van de grond hebben gekrabbeld, en boven mijn hoofd hoor ik het opgewonden ritselen, de eerste vogeltjes.
De wilde hyacinten komen voorzichtig door de bevroren aarde heen, dapper. Krokussen en sneeuwklokjes liggen plat op het bevroren gras, die hebben de moed grotendeels opgegeven. Toch lijkt er vandaag veel lente in de ochtendlucht te zitten.

Jip slentert naast me, zijn sterke soepele lijf glanst in de zon. Binnen droog ik zijn voetzolen af, Jip is er aan gewend maar hij houdt er niet van. Liever loopt hij slinks direct door naar de kamer, uit zijn ooghoeken mij in de gaten houdend en bereid om snel en onderdanig terug te komen, want nog erger dan voeten schoonmaken vindt hij mijn boosheid.
Hij leunt zwaar en warm tegen me aan terwijl ik zijn poten een voor een optil en loopt dan een pasje bij me weg. Ik geef hem een klopje op zijn bil: "ga maar". Even slingert zijn staart een stukje van links naar rechts en dan is hij weg. Ik hang de handdoek weer over de mand met haardhout, doe mijn klompen uit (voorzichtig om mijn hechtingen te sparen) en loop naar de keuken. Eerst thee. Tijdens het water opschenken stoot ik mijn moeders tulband-vorm van het aanrecht en kletterend vliegt het ding over de tegels.
Ik raap hem op, streel even de vele deukjes die er al inzaten.
Mijn moeder is vandaag heel dicht bij me, voel ik. En niet zij alleen.

'Eten koken is liefde' zei ik gisteren tegen mijn vriend, die daar wat verbaasd op reageerde. Toch denk ik dat. We keken ondertussen naar een programma waarin voor elkaar gekookt werd, koks elkaar's toetjes beoordeelden. Custard werd gekookt, eiwitten geklopt, cakes in laagjes gestapeld, ik kon bijna de geur ruiken.

Mijn moeder heeft een periode gehad dat ze heel veel cakes bakte, snel en gemakkelijk. Eenmaal verbaasde ze me doordat ze tijdens een verhuizing nog snel even een cake in de oven gooide. Iedereen liep rond, het leek of ieder kind, schoonzoon of kleinkind was komen helpen. Er was nog van alles te doen en mijn moeder en ik waren in de keuken bezig. Tussen het inpakken door bakte ze een cake.
Mijn ouders verhuisden toen naar het huis dat mijn vader nog af moest bouwen. Een groot deel van de inboedel moest opgeslagen worden. Een buur leende een boerenkar, en de meeste spullen gingen alvast weg, die zouden een tijd in een boerenschuur opgeslagen blijven staan. Het huis werd leger, en de spanning van loslaten en verwachtingen hoorde je in de voetstappen van de sjouwende mensen, in de aanwijzingen, in het ongetwijfeld nu en dan schelden als iemand zich stootte of zeer deed. Mijn vader zal ongetwijfeld veel verantwoording en spanning hebben gevoeld.
Maar vanuit de keuken kwam de geur van versgebakken cake.
Wat later kon het fornuis losgekoppeld en werd van de muur weggetrokken, een dode muis lag in het stof.

Veel later bedacht ik pas dat dit cake-voorval tekenend voor ons familieleven was. Op al die duizenden momenten in je leven waarin je je onzeker voelt, of waarin dingen gebeuren die je liever niet had meegemaakt, voelde je in je kern dat daar altijd de stabiliteit was van onze moeder met dat vrolijke stabiele karakter. Die sterke vrouw die ondanks dat ze heel wat had meegemaakt, haar pad volgde. Ik heb altijd veel van haar gehouden en ik bewonderde haar om haar energie en kracht. Misschien had ik dat wat vaker moeten zeggen, denk ik nu.

Zojuist stond ik weer met de cakevorm in mijn handen te draaien en trok ik de koelkast open, waar ik helaas nog slechts één ei vond. Ondertussen draait een youtube-filmpje hoe je een cake moet bakken. Het begin is er.
Ik wens jullie allemaal een fijne Tweede Paasdag. Ga naar buiten, de zon schijnt. Of bak een cake.