vrijdag 29 juni 2012

Loopmeditatie - schoenen.



We (Hennie en ik) zitten op een terras achter een enorme koffie verkeerd/koffie, op het grote plein in Denekamp, ik met mijn nieuwe sandalen aan die ik zojuist net voor sluitingstijd heb gekocht. Sandalen die heerlijk zitten maar die ik zo op het uiterlijk niet gekocht zou hebben. 

Een uur hiervoor liep ik nog op andere schoenen (vrij oude sandalen) in het bos bij Ootmarsum. Het Springendal.
Het was er trouwens weer mooi, in dat Springendal bedoel ik. Zo mooi dat ik wat licht in mijn hoofd en duizelig werd. Het dreigde naar regen en af en toe viel er ook een spettertje, maar er was vooral veel dansend licht, zonlicht gefilterd door dik gebladerte. De vochtige zachte grond rook naar herfst, paddestoelen, mos. Maar het was te nat voor mijn al wat oude sandalen, langzaam zag ik het leer rond de tenen donker kleuren. 

Dankzij een ‘u bent hier’-bord hadden we een korte route gekozen die met groengele bijna niet te onderscheiden pijltjes was aangegeven, 4,5 kilometer. We wandelden over de paden die net toestaan dat je met zijn tweetjes naast elkaar loopt, soms dwingen om even achter elkaar te gaan. We vonden midden in het bos een fraaie oude boerderij, verbaasden ons over metselwerk dat ingeklemd lag tussen eiken balken. Grove pen en gat verbindingen waren zichtbaar. We hoorden een jonge ree roepen, liepen langs een plek waar veel machtige beuken door een storm zijn vernietigd, keken bewonderend naar het hoge oude graan dat alleen nog maar op speciale plekken wordt gezaaid, en we zagen velden vol intens blauwe korenbloemen. We werden soms gepest door steekvliegen en voelden naarmate we moe werden hoe de broeierige atmosfeer het onze longen moeilijk maakte.
Het leek een klein piepstukje, wat is nou 4,5 kilometer? Toch stonden we op een gegeven moment wat trillerig van de honger, en alsof we een tocht van 25 km aan het lopen waren, gulzig chocolade weg te kauwen. Onze moeie benen wilden rust, de auto wilden we terugzien. Met de nasmaak van de chocolade nog in onze monden zagen we een paar minuten later aan het eind van de bomenrij de auto staan. Goddank. Thee uit een thermoskan en even zitten op grove houten banken, uitkijken over de parkeerplaats die met verbijsterend groen gras getooid was, terwijl mijn benen rustten op de hier en daar nog natte tafel. 

We wilden voordat we naar ons logeeradres in Denekamp zouden gaan ook nog naar Ootmarsum, even door het dorp wandelen, iets eten. Maar we waren er nog maar net of ik struikelde, zag en voelde tot mijn verbazing de schoonzool van mijn sandaal finaal los liggen. De zool flapte met iedere stap voor me uit. Ik besefte dat ik nu geen geschikt schoeisel bij me had voor de workshop loopmeditatie die we dit weekend in Denekamp gingen doen.  
Hennie opperde om even bij de vlakbij gelegen VVV te vragen waar we een schoenenwinkel konden vinden. We stapten het vrolijke blauw van de VVVshop binnen. Voor ons werd een oudere vrouw geholpen die naar het restaurant “onze maria” informeerde. De medewerkster schudde haar hoofd, ze kende het niet, bedoelt u niet Maria en Frans? De al wat oudere vrouw zei nee, volgens haar niet, het klonk niet bekend.  De VVV-medewerkster zei toen: bedoelt u misschien Antonio e Rita? JA! Zei de oude vrouw, pakte blij het papiertje aan waarop de VVV-mevrouw het adres had genoteerd. Hulde. Nou, deze VVV-medewerkster zou ons vast wel een schoenenzaak kunnen wijzen. Hoewel. Ze fronste na onze vraag. Nee. Je kon zien dat het ze stoorde dat ze ons niet kon helpen, wel opperde ze om in het telefoonboek te zoeken voor de sluitingstijden van de winkels in Denekamp, want daar waren wel schoenenzaken. In het centrum op het plein, voegde ze nog toe. Maar nee, we wilden er liever direct heen, het was namelijk al tegen vijf uur en er was vanavond geen koopavond.  

Midden in het centrum van Denekamp vonden we inderdaad een grote schoenenzaak. Ik liep inmiddels op grove wandelschoenen die ik ook bij me had.
Sale, schreeuwden de affiches op de ruiten. Binnen een paar minuten duwde Hen me een schoen in de hand die ik met weerzin bekeek. Wit met kleurige klittenbandstrippen. Een tientje. Wat kan jou het schelen, zei ze, als ze passen ben je voor een tientje klaar. Maar ondertussen pakten mijn handen ook sandalen, en een wat hogere wandelschoen die ik gewoon grappig vond. Alle drie de schoenen zaten lekker, dus stond ik even later met een plastictas buiten waarin mijn nieuwe schoenen gestapeld lagen, de sandalen, maar ook die witte schoenen waarop met grote letters op de zijkant ‘Kipling” bleek gestikt, en die grappige halfhoge bruine schoenen. Tja, dat krijg je als je niet kunt kiezen.

In een patatzaak achter een patatje dat ik een mager zesje gaf en een kroket (een vijfje, want al te ver doorgebakken) wisselde ik mijn te warme wandelschoenen om voor de sandalen. Lekker luchtig en koel nieuw omhulden ze mijn voeten. We wandelden terug naar de auto maar strandden al op de hoek van het plein, tegenover de oude kerk bij een terras met veel comfortabele buitenstaande banken. Koffie.

De serveerster heeft grote bruine ogen, is erg jong en heeft weelderige vormen en ronde benen die in een te strakke spijkerbroek zijn geperst. Nog niet bang voor spataderen en van décafé  heeft ze nog nooit gehoord. Gelukkig weet ze wel wat caffeïne-vrij is. Naast ons drinken een paar mannen vele liters Grolsch weg.
Ik leg mijn rechtervoet op mijn linkerbeen om mijn nieuwe sandaal te bekijken. Donkerblauw, mooi gestikt wel. Niet slecht, denk ik, al moet ik wennen aan de lichte zool. Dan valt mijn oog op een klein rood accentje aan de achterzijde, er zit verdorie ook nog een soort vetertje aan, ik trek de schoen uit, onderzoek of ik het rood er af kan knippen. Ondertussen slingert de combinatie van rood en blauw me terug naar mijn eerste echt heeeeel mooie schoenen. Ik werkte als zeventienjarige bij een groot accountantskantoor in Rotterdam. Typiste. Tussen de middag liep ik altijd even door de winkelstraten, favoriet waren de schoenenzaken. Dungelman in de Korte Hoogstraat bijvoorbeeld. Daar stonden ze op een dag in de etalage: donkerblauwe schoenen met een soort sleehak. Die hakken waren in. Tussen de twee lagen van de hak zat een fijn donkerrood randje. De zijkanten waren open, de witleren binnenkant gilde dat ze ook nog heel comfortabel waren. Wat waren ze mooi. Maar duur. 69 gulden.
Ik kocht ze en zette ze de hele avond op de salontafel. Mijn ouders zaten tv te kijken, ik ook trouwens, maar telkens gleden mijn ogen over de schoonheid en het model van de schoen, telkens moest ik de schoen optillen, van alle kanten bekijken, even aantrekken, uitdoen, weer terug op tafel zetten. Tja zo mooi dus. Een maand of twee later kwam er een variant op deze schoen uit, ook die kocht ik en ook die schoenen stonden de eerste avond op de salontafel te pronken, naast de pelpinda’s. Maar dat eerste paar was toch nèt wat mooier.

Al is het nu ruim veertig jaar later, die schoenen van toen staan nog steeds op mijn netvlies. Als ik zometeen weg ga van dit terras, ga ik richting Huize Elisabeth in Denekamp om een weekend lang loopmeditaties te doen. Ga ik leren mijn voeten neer te zetten met aandacht, mijn gewicht naar believen op het ene of andere been te laten rusten voordat ik met het andere been een stap neem. Leren stappen en draaien door de voet met aandacht op de hiel te zetten, of juist op de punt van de voet. Meditatief lopen. De schoen is daarbij ondergeschikt. Hoewel. Niet helemaal natuurlijk, anders had ik wel met die flapzool mee kunnen doen. Wat ik op dit moment op het terras nog niet weet is dat ik later in mijn kamertje van Huize Elisabeth de schoenen op tafel zal zetten, de hele avond en nacht daar zal laten staan, en zelfs midden in de nacht nog even met het licht van mijn telefoontje de schoenen zal bekijken, denkend, doe ik morgen de loopmeditaties op witte schoenen van een tientje waarop Kipling staat gestikt, of op blauwe sandalen met een heel klein rood accentje aan de hiel?




dinsdag 26 juni 2012

Huishoudelijke hulp.


Voor het huis van mijn moeder staat een al wat ouder 'lang leve de lol'autootje. Soort groengeel Renaultje, misschien een twingo of zo. Terwijl ik er langs loop zie ik dat de auto van binnen versierd is met oranje slingers van een halve meter, ze hangen er wel wat treurig bij. Maar er liggen ook zakken in, plastic tassen, de stoelen bezaaid met rommel. Goeie God, denk ik, er is een andere hulp bij mijn moeder.

In een walm van sigarettenrook staat ze in de keuken te bellen. Ze is schrikbarend mager, jong en blond. Haar huid is doorschijnend wit, ze heeft dat dunne haar dat je vaak bij heel blonde mensen ziet. Er wiebelt een telefoonsieraadje heen en weer terwijl zij in het mobieltje spreekt. Ze praat met een medewerkster van de zorg, op een manier die mijn ongeduld direct wekt, ze spreekt ieder woord langzaam uit, ieder woord, iedere letter uitgerekt: 'nee, ik zei al tegen mevrouw, ik kom maar tot 10 uur, maar mevrouw zegt dat ze altijd drie uur hulp heeft. Nee. Nee. Nee. Mevrouw, u heeft afgelopen vrijdag toch ook maar anderhalf uur hulp gehad? Nee. Ja. Ja. Ik wil de telefoon ook wel even aan mevrouw geven. Nee. Nee. Ja. Dus jullie bellen mevrouw zelf nog even terug? Oke. Nou doei.
Geheel overbodig zegt ze tegen mijn, in een te grote nieuwe pyjama gehulde moeder, dat er nog teruggebeld kan worden.

Ik kijk op de klok, het is kwart voor negen. Dit meisje blijft tot 10 uur en is totaal onbekend in het huis van mijn moeder. Schoonmaakspullen zoals de vaste hulp altijd bij zich heeft, heeft ze niet. Maar goed, zo snel mogelijk maar vertellen wat er gedaan moet worden, stofzuigen kamer, badkamer en wc schoonmaken.
De hulp en ik lopen eerst naar de badkamer, waar ik tot mijn grote schrik een enorme chaos aantref.
"Ik ben vannacht ziek geworden" zegt mijn moeder achter ons met een klein stemmetje. Ze stapt langs ons heen de badkamer in en begint wat spulletjes die ze in de wasbak heeft gezet uit het water te halen. Ze merkt dat ik boos ben en ze staat zich te verontschuldigen.
Het geeft niet ma, zeg ik, maar gooi alles gewoon in de wasmachine, dan zetten we hem gelijk even aan, later hang ik het wel buiten.
Ze knikt, haar blik gericht op het goed dat ze uit staat te wringen.
Het meisje staat in de deuropening van de badkamer te wachten, haar armen hangen langs haar lijf. Ik zie bijna geen uitdrukking op haar gezicht.
'Je ziet, het valt niet mee om oud te zijn' zeg ik als ik naar het meisje toeloop. Ze schudt haar hoofd: nee.
Kom, eerst maar even stofzuigen dan, zeg ik. Ik sjouw de stofzuiger van zijn plaats, laat zien hoe hij werkt, druk haar op haar hart dat ze de stofzuiger met haar voet moet meeduwen, niet aan de dure-niet-meer-te-vervangen slang moet trekken. Ze belooft het, zet de stofzuiger aan en op de plek waar ik de stofzuiger gezet hebt begint ze te stofzuigen, met een heel ronde rug en hard duwend op de stang.
Even kijk ik ernaar, ik heb neiging om te gillen, maar in plaats daarvan trek ik de bank naar voren en zeg: wil je ook achter de bank stofzuigen? Ze knikt.

Ik loop terug naar mijn moeder, die het wasgoed uit de wasbak heeft gehaald en nu bij de wasmachine staat. Ik vul een schepje met wasmiddel en gooi dat bovenop de was, vraag dan pas aan mijn moeder: of wilde ze liever voorwassen? Nee schudt ze. We zetten de wasmachine aan en overleggen even terwijl de wasmachine achter ons begint te draaien. Ma denkt dat ze blaasontsteking heeft. Wil ik straks haar plas naar de dokter brengen? Ze houdt een potje omhoog waarin een troebel plasje zit. Het ziet er niet gezond uit.
Zet maar neer hoor mam, ik kan nu toch niet weg, er komt zo een monteur voor de cv bij me, maar daarna breng ik het weg, zeg ik, het karweitje dankbaar uitstellend.

In de keuken was ik een paar aardbeien en zet die op de tafel klaar. Het pannetje waar mijn moeders havermout in zit haal ik uit de koelkast. Maar ik moet nu echt weg.
Eerst loop ik nog even de kamer binnen, waar ik het meisje op haar knieën aantref, de stang heeft ze van de stofzuigerslang afgehaald en met de slang maar zonder hulpstukje zwaait ze nu wat onzinnig onder de stoel door. Geen idee wat ze daarmee hoopt te bereiken, maar goed. Ze zet de stofzuiger uit als ze ziet dat ik wat wil zeggen.

De sigarettenwalm om het meisje ruikend schiet ik opeens in de brand. 'Godverdomme' zeg ik 'sorry ik moet er gewoon van vloeken, wat zonde dat je rookt. Zo'n mooie jonge vrouw. Alles nog nieuw en mooi en dat verzieken met roken. Je hebt geen idee weet je'.
Ze kijkt me met grote verbaasde ogen aan, en ik kan het niet meer tegenhouden, ik zeg dan ook nog: je zou een tijdje met mijn moeder op moeten trekken, dan zie je hoe het is om benauwd te zijn.' Dan zwijg ik, staar naar het naar mij omhoog kijkende meisje.
Ze is aardig, dat zie je in een oogopslag, en ze valt sowieso in een van de categorieën waar de sigarettenmakers zich in hun reklameboodschappen op richten: the young, the poor or the stupid.
Ze haalt haar schouders op, zegt op haar trage manier: ja, ik weet het eigenlijk wel, het is niet goed.
Op mijn beurt haal ik mijn schouders op. Ze heeft een heel lief gezichtje, mooie blauwe ogen die vriendelijk terugkijken. Weer halen we allebei onze schouders op, en ik zeg terwijl ik mijn hand in een groet omhoog hef en de deur uitstap: dank je wel voor je hulp en tot ziens'.
Graag gedaan hoor, zegt ze.



zaterdag 23 juni 2012

Het bronnenbad - II.


Het is zaterdag, de laatste dag deze week dat ik voor het kuuroord tai chi workshops verzorg. Het is regenachtig, bijna herfstachtig weer en ik voel me ondanks dat het nog vroeg is wat moe. Ik drink een koffie verkeerd, zwaai mijn armen in de rondte om een beetje los te komen en rits daarna mijn 'tent' in het park open, installeer de muziek, en zet wat stoelen binnen klaar en zet ook wat stoelen buiten. Zo, de voorbereidingen zijn klaar, nu nog wachten op de eerste gasten.
Eenmaal begon deze week de dag wat naar. Er kwam een groepje vrouwen binnen dat chagrijnig en bijzonder negatief was. Ze wilden graag wat uitleg, maar toen ik dat gaf en over balans en het belang van een positieve instelling sprak zei een van de dames: alsof het wat uitmaakt wat je doet! Waardoor ik een beetje onthutst was. Het gesprek ontspoorde toen ik zei: 'als je positief bent krijg je toch meestal positieve reacties terug? Als je glimlacht naar de bakker glimlacht hij meestal naar je terug, dat doet wat met je'.
'Ja, ik ga me daar toneelspelen', zei een ander bits, opstaand en de tent uitlopend. Al had niet iedereen zo negatief gereageerd liepen ze bijna allemaal weg, op een dame na, die nog even met me napraatte en zei dat ze niet kon geloven hoe negatief sommige mensen waren, en hoe veel baat zij had gehad bij tai chi oefeningen, en nog!
Dat sterkte me weer een beetje en ik ging direct aansluitend oefeningen doen met een ander groepje (goddank goedgehumeurde reumapatiënten) dat wat oefeningen buiten wilde doen.
Ondanks dat dit incident het enige negatieve moment is geweest van de week, had het me veel energie gekost en zat het me zelfs nu, aan het begin van de laatste dag nog een beetje dwars.

Terwijl ik nog wat stoelen verschoof hoorde ik achter me praten en toen ik me omdraaide zag ik een heel oud hoofdje om de rand van het nog niet helemaal opengeschoven tentzeil kijken. Een vriendelijk glimlachend gezicht met oude gele tanden. Ze zag er anders uit, met bril nu en gekleed in badjas maar ik herkende haar direct: gisteren ging ze kopje onder in het bubbelbad.
Hee, zei ik, ik stond gisteren naast u in het bubbelbad en even later ging u kopje onder! Ze knikt, zegt: 'ja, heeft u dat gezien? Ik ben er nog naar van'.
We praatten even met elkaar terwijl haar dochters, ook gekleed in badjas en met keurig geföhnde haren naar binnen stapten.
Ook de dochters mengden zich nu in het gesprek, vertelden dat ze toch wel erg geschrokken waren dat hun moeder opeens in het water verdwenen was. Uit het gesprek begreep ik dat hun moeder een pittige tante is, altijd geweest ook, maar de laatste tijd valt ze soms zomaar even weg. Helemaal van de wereld, en komt dan even later weer bij. Dat dat in het bad gebeurde, tja, daar zijn ze alledrie erg van geschrokken.
Ze vroegen wat ik in de tent te bieden heb en ik vertelde over mijn tai chi-workshops. Ik tipte kort de hoofdpunten aan van tai chi: vijf elementen, yin en yang, balans, soepeler oud worden en een kleinere valkans.
Ondertussen had ik allang gehoord dat de oudste vrouw erg hoog ademde, ze hoestte zodra ze wat bewegingen met haar armen maakte. Ja, ze zagen allemaal het belang in van ademhalings- en balansoefeningen en na de balans-test waarbij duidelijk wordt dat de dochters niet erg vast ter been zijn schoppen ze hun slippers uit en gaan direct proberen om anders te gaan staan, met ontspannen onderrug waardoor de knieën los worden. "Moeders" doet zittend mee.
Wij oefenden, praatten nog wat en wat later gaven ze me alle drie een hand en zwaaide ik ze uit. Door de dikke plastic ruiten van 'mijn' tent zie ik ze in de inmiddels doorgebroken zon rustig weglopen: de moeder op zachte wollige groenblauwe badslippers, scheef lopend, één schouder bizar hoog door de hier geleende kruk waaraan ze zo te zien veel steun ontleent.

Aangezien het nog wat stil was in het park ging ik wat later een rondje maken langs de andere tenten die opgesteld stonden in het park van het kuuroord. Daar vond ik de drie dames terug, heerlijk zittend in de loungestoelen van de tent waar gratis hapjes en drankjes te verkrijgen zijn. Ook ik neem een hapje, iets met perenmousse en een compôte van .... ik weet het niet meer maar het was lekker.
Ik ben om het hapje te nuttigen op het bankje gaan zitten waar de oude vrouw ook al zat en we raakten weer aan de praat. Over het leven, over ouder worden, over de schrik die ze gisteren had toen ze het gevoel even had dat ze zou verdrinken. Ik sta op om terug naar mijn tai chi-tent te gaan maar dan komt een van de dochters aanlopen en drukt me met een glimlach zowel haar moeder als mij een ijsje in de hand, waarop ik me overgeef en me nog even naast 'moeder' nestel.
Ze vraagt me of ik veel voldoening heb van de tai chi en of er veel belangstelling is. Nou, geef ik toe, hier in Groningen is tai chi erg onbekend, en ik kom soms zelfs tegen dat mensen er wat bozig over doen. Ik vertel over het incidentje, dat een boze vrouw me had toegebeten: ja ik ga me daar toneelspelen!
Dan zegt ze: weet je hoe dat komt? Dan heb je ze toch ergens geraakt, ze weet dat het waar is wat je zegt, en daar schrikt ze van, want als je met boosheid leeft is het verontrustend als je mensen tegen komt die op een andere manier leven.
Ik kijk haar aan. Haar oudheid is inmiddels finaal weggevallen. We zitten daar gewoon samen een ijsje te eten en ik weet: ze heeft gelijk. Dan stap ik op, geef haar een hand en zeg: dank je wel voor je wijze woorden en nog veel plezier samen met je dochters.
Jij ook bedankt, zegt ze.
Nou en of dat het uitmaakt hoe je mensen benadert, als die boze dames die van de week mijn dag verziekten zouden voelen wat ik nu voel, nou, dan dan dan ...... nee, ik laat iedere gedachte aan het gekibbel varen, het incidentje is voorgoed achter de rug. Ik zwaai terwijl ik terugloop naar mijn tent nog even naar Dickie, een vrouw die ik hier al sinds ik hier in het bronnenbad les geef diverse malen heb ontmoet. Een schat van een vrouw en ik zie dat ze me herkent, haar arm gaat omhoog, ze zwaait en glimlacht terug.



vrijdag 22 juni 2012

Het bronnenbad.




Terwijl ik in het bubbelbad hang dat midden in het bronnenbad gesitueerd is, die vreemde mengeling van metaalgeuren en zout opsnuif, mijn vermoeide hoofd voorzichtig losrol, me heen en weer laat schudden door de kracht van het water, zie ik dat een heel, echt heeeel oude vrouw geholpen wordt om tegen de druk van het fors bubbelende water het bubbelbad in te komen. Een ook al wat oudere vrouw helpt haar, trekt haar aan de hand vooruit. Het lijkt hen zwaar te vallen om door het water te waden. De oudste vrouw reikt met onzekere arm, raakt het stenen muurtje van het bubbelbad even aan, glipt weg maar weer reikt ze, grijpt, en dan trekt ze zich het bubbelbad in. Dan pas laat de andere vrouw los, drijft weg in het rustige omringende water om met een andere vrouw bij de massagestralen aan de rand van het kuurbad te gaan staan.

De oude vrouw en ik zijn de enige mensen die nu samen in het gebruis hangen. Een geur van oude mensen, muffe huizen komt boven de toch sterke geur van het bad uit. Ik kijk naar mijn buurvrouw, zie tussen haar oogleden fletse ogen die ooit blauw zijn geweest. De vrouw is erg oud, haar huid is grauw en zit vol ouderdomsvlekken, haar haren vertonen bizar genoeg toch nog wat zwart. 
Ik denk aan mijn moeder, zou ik het aandurven om haar hierheen mee te nemen? Die broze oudheid maakt me opeens droef, maar de vrouw naast me glimlacht met gele oude tanden en zegt voor zich uit terwijl ze zich aan de rand vastklampt: ah wat heerlijk, wat heerlijk. De geur van muf en oud is nu weggebubbeld. Dan zie ik dat haar te oude badpak de rek heeft verloren en het gebubbel slaat luchtbellen in de versleten stof waardoor ze er wat bloter bij komt te zitten dan de bedoeling is. 
Dan komt de vrouw die haar het bad in geholpen heeft terug en werkt zich nu ook het bubbelbad in. Ik schuif een beetje op, schat haar in het voorbijgaan rond de 65 en ik begrijp uit het gesprek dat de oude vrouw naast me haar moeder is. Er komt nog een vrouw bij, aha, het zijn vast twee zussen die met hun moeder samen zijn. Ze praten niet hard, maar toch wat te druk naar mijn zin, ik zie ze lachen, in de luchtbellen prikken van het badpak van hun moeder, ze zeggen plagerig: wat heb je nou daar? Het gebubbel word ik zat. Ik laat de stenen rand los en het bruisende water drukt me terug door de opening, ik draai me op mijn rug, laat me meenemen door de stroom en dobber het rustige water van het omringende bad in. Ik ga bij de masserende waterstralen staan, zwaai even naar een van de stellen die vandaag hier in het omliggende park van het kuuroord bij mij wat tai chi oefeningen hebben gedaan.

Terwijl ik mijn voetzolen voor een van de waterstralen hou hoor ik achter me heftig geplons en als ik omkijk zie ik nog net de oude vrouw boven water gehesen worden door een van de dochters. Ze grijpen haar vast, houden haar boven water, vragen onthutst: “ma, wat doe je nou?” en “wat gebeurde er?”, half lachend, verbaasd.

Ondertussen snakt de oude vrouw naar adem, haar grijszwarte haren liggen glad en vol water over haar gezicht en belemmeren haar ademhaling en ze strijkt de haren van haar gezicht, haar ogen dicht, haar mond afwisselend opengesperd en blazend, zich tegelijkertijd met een andere hand weer vastklampend aan de betegelde rand. Ze kan niets zeggen, hoest benauwd, haalt moeizaam adem. Iedereen in het omringende bad kijkt naar het tafereel, ik sla van de weeromstuit een massagestraal over, sta in de startblokken om hulp te halen. Wat gebeurde er nou ma, herhaalt een van de vrouwen.

Ik was opeens weg ..... ging onderuit ..... mijn voeten, mijn voeten zaten vast ..... geen lucht meer, hapt de oude vrouw. Haar dochters blijven een beetje lacherig doen, maar de oude vrouw schudt nee voor zoveel opgelegde ‘er is niks aan de hand-vrolijkheid’, zegt: ik wil eruit. Het lijkt of de dochters dat nog niet willen, ze kunnen nog zo’n tien minuten voordat de dertig minuten die je maximaal in het bad mag doorbrengen zijn verstreken, maar moeder dringt aan: ik wil er uit. Nog zie ik geen beweging in de dames, een oude hand komt boven en maakt grijpbewegingen in de richting van de onderbreking van de rand van het bubbelbad: eruit. Ik krijg medelijden met die oude vrouw, waarom luisteren die dochters niet direct verdomme. Nu begint de vrouw zich een weg te banen door de krachtige bubbels heen en ze helpen haar goddank direct. Langzaam vertrekken ze, hangen dan nog even in de rustige luwte aan de rand van het kuurbad en bewegen zich dan heel rustig naar de brede stenen trap die uitkomt in het gebouw van het kuuroord.

Ik wil het bad ook uit, laat me naar de trap drijven. Als ik de trap oploop zie ik dat de dames net de trap hebben bestegen, hun moeder helpen, haar een badhanddoek omslaan. Ze staan daar heel stil, zeggen niets.


woensdag 20 juni 2012

Blauwe Stad.


De Blauwe Stad is verguisd door velen. Te duur, faillissementen, goeie landbouwgrond (een groot deel van de beroemde 'graanrepubliek') die onder water is gezet voor een te duur woningbouwplan aan water. 

Ooit gingen ook Peet en ik naar het Blauwe Stad informatiecentrum of we er niet een huis voor ons samen neer konden laten zetten. Mijn hondje dat ik toen had, Freddie, ging mee. Bij binnenkomst in het informatiecentrum stormde een vrouw op ons af. Zo goeie service dachten wij. Maar nee, ze had bezwaar dat wij ons hondje mee naar binnen namen. Wij stelden voor om dan maar weer te vertrekken, want de hond in de auto achterlaten vond ik geen optie. Toen ik een informatiemap vroeg over de bouw draaide de strak geklede dame om als een blad aan een boom. Het hondje mocht opeens blijven. De koffie werd aangerukt. Maar de stemming was gezet. Want als je aan mijn hond komt .... berg je dan maar. 
Segmenten grond lagen bouwrijp, er waren strakke regels voor het uiterlijk. Koos je bijvoorbeeld voor het gedeelte dat "het Riet" heette was je gehouden aan de meest strikte bouweisen. Het huis moest opgaan in de natuur, veel hout, riet, maar je kreeg ook een plekje (indien je betaalde) waar je je boot aan kon leggen. Het bleek veel te duur en de huizen stonden mij niet hoog genoeg boven het NAP. Belachelijk dat er zoveel geld voor de bouwgrond werd gevraagd. Wij vertrokken, niet onder de indruk van het plan. Te duur, natte voeten, muggen, veel wind, dacht ik toen. 

Jaren later fiets ik graag rond het kunstmatige meer. Er liggen natuurgebieden omheen, een natuurbegraafplaats ligt aan de rand op een oude wal die door de ijstijd is ontstaan, oude aan de sloophamer ontworstelde arbeidershuisjes, restanten van dorpjes en hier en daar een statige boerderij liggen langs de slingerende hardbetonnen fietspaden. 

Mijn zus en ik fietsten gisteravond een rondje door dit gebied. Eerst door de landerijen van Oost Groningen, Westerlee, Scheemda, onder de A7 door en dan rond de Blauwe Stad door naar Winschoten. Net voordat we het water bereikten stopten we even, er liep iets aan aan Hen's fiets. Opeens zegt ze: kijk nou! Wijst. Een ree. Wij houden onze adem in, ik graai voorzichtig ondertussen mijn fototoestel uit mijn tas.
Het fietspad is met een dun draadje gescheiden van het moerassige natuurgebied waar ook Konikspaarden grazen. Het Groninger Landschap organiseert excursies nu en dan om het gebied beter te leren kennen, er is bijvoorbeeld ook een dassenburcht. Maar je kunt er dus ook fietsen. En reeën zien. 
De ree staat rustig met haar kont naar ons toe, graast. Ik maak een foto, maar de ree lijkt niets te horen of zien, ik loop een stukje terug, naar haar toe en maak weer een foto, maar zelfs als we in onze handen klappen, en dichterbij komen blijft ze rustig staan kijken. Een dove ree, zegt Hen. Opeens krijgt de ree dan toch de zenuwen van ons, en met een paar snelle sprongen verdwijnt ze in het manshoge gras. 

Dan bereiken we het meer. Het is immens groot. In de verte liggen de dure nieuwbouwwoningen die er nog wel gebouwd zijn, rommelig en als toevallig verstrooide steentjes het uitzicht te verzieken. Het kon vanaf dit punt gezien net zo goed een industriegebied zijn. De eisen aan de bouwstijlen zijn namelijk losgelaten door de slechte verkoop en het resultaat is dat er allerlei verschillende huizen bij elkaar staan. Rommelig. Niks ecologische bouw, niks ecologische materialen die verdwijnen in het landschap. 

Tussen de rietkragen door zien we allerlei zwemvogels dobberen, met jongen.  Het strand lijkt dagelijks aangeharkt te worden. Het restaurant aan het haventjes is dicht, ondanks de prachtige zomeravond en de vele fietsers. Een speedboat misdraagt zich op het water, de rust verstorend van de prachtige avond. 
Thuisgekomen ga ik ook nog even een stukje fietsen met Jip, en een heel klein stukje wandelen met Davo.  Maar toen ging echt mijn licht uit. 






zondag 17 juni 2012

Polen - de doop van Helena.




Waar ga je naartoe? Polen? Heb jij daar familie? Het zijn vragen die ik krijg als ik vertel dat wij een link met Polen hebben. Wij hebben er inderdaad familie wonen. En wat voor familie. Mijn oudste zus haar oudste zoon, Jeroen, is getrouwd met een zeer intelligente en mooie Poolse, Kasia, en ze hebben inmiddels twee kinderen, Karel en Helena. Een mooi jong blij gezinnetje. Ze wonen in een grote stad, het voormalige Breslau, thans Wroclaw geheten. Veel bedrijvigheid, enorme industrieterreinen waar ik de o.a. de Mediamarkt en de Makro gevestigd zag, een mooi totaal gerestaureerd en nagebouwd historisch centrum, een meer dan duizend jaar oude stad met een bewogen geschiedenis.
Als ik heb uitgelegd dat mijn neef in Polen is gaan wonen reageert iedereen verbaasd:  "wat doet hij daar? er is toch geen werk in Polen? De Polen komen niet voor niets naar Nederland."Etcetera.  Tja, het is zo, er zijn veel Polen naar Nederland gekomen. En er zijn mensen die denken dat iedere Pool een zuiplap of een dief is. Een van de eerste grappen die ik notabene Kasia zelf hoorde maken zal ik u niet onthouden, het schijnt onderdeel van een reklame vol zelfspot te zijn geweest: "Polen, een prachtig vakantieland. Waarom komt u niet eens kijken? Uw auto is er al."

De Polen zijn religieus, vaak katholiek. Zo ook Kasia. En wij waren vorig weekend uitgenodigd om bij de doop van hun jongste, Helena, aanwezig te zijn. Kasia en Jeroen waren ook nog eens vijf jaar getrouwd, genoeg redenen voor een feestje. We gingen.

Het werd een bijzonder uitstapje. Wij reden mee met de oudste dochter van mijn zus, Johanna. Haar man reed waardoor wij ons alleen maar hoefden bezig te houden met naar buiten kijken, of het aanreiken van een appel of krentenbol. Om de zoveel uur stopten we om de benen te strekken, wat oefeningen te doen. Mijn ogen gleden voortdurend over het heuvelende landschap van Duitsland en later Polen, zoekend naar onbekend fraais. Machtige witte wolkenpartijen vergezelden ons. De keurige landerijen van Duitsland maakten plaats voor het minder geordende, wat wildere, soms Frans aandoende landschap. Nee, niet Frans, maar wat dan wel? Ja, toch maar Frans dan. Instortende schuren naast nieuwe panden, weggedoken huizen of juist kasteelachtige enorme landhuizen. Afgebladderde verf of juist veelkleurige huizen in strakke straten. Uivormige groene koepels op kerktorens. Roofvogels die traag in de lucht cirkelden. In Polen schijnen zelfs beren in de bergen te lopen, en wolven. Maar goed, die zagen we gelukkig niet. Het had misschien wel gekund, want ons overnachtingsadres bleek in een prachtig landelijk gebied te zijn, ons uitzicht was indrukwekkend: bergen, ondergaande zon. De temperatuur was in vergelijking met het veel te koude Nederland heerlijk: 25 graden!

Ik telde de vogels, de zwarte roodstaart zag en hoorde ik (of is het de gekraagde roodstaart?), geelgors, nachtegaal, koekoek, en veel onbekends. Mooi. We bouwden 's avonds een vuurtje in de tuin onder het enorme barbecuerooster dat er hing, Martine en Raymond reden naar de plaatselijke supermarkt voor vlees en groente.
Er gaat niets boven een open vuur terwijl de avond valt, en dan ook nog buiten eten, ondanks dat we regelmatig over ons schouder keken naar de donkere wolken en de zware buien die naderden en de bergen in een blauw waas deden verdwijnen. Het licht verdween, de regen kwam en wat later ging de zon met ongelooflijke kleuren onder. Wij maakten foto's, stonden nog lang op het houten terras te kijken en ik nam met moeite afscheid van het schitterende landschap. Maar ik was moe en wilde ook graag gaan slapen. Binnen stond de tv aan vanwege het EK-voetbal.

In het vakantiehuis dat zo'n vijftig meter van ons vandaan stond zaten circa zes Russen, die net als wij het hele weekend zouden blijven. Zij waren natuurlijk in Polen vanwege het voetbal en vreemd genoeg begonnen zij hun feestje rond drie uur 's nachts. Ik kon niet slapen dus de afleiding was me welkom, ik stond in mijn nachtpon voor de openstaande balcondeuren, te genieten van het niet ophoudende zingen van de nachtegaal, keek naar de russen die de barbecue opstookten en met elkaar om het vuur zaten, soms met luide stem pratend. Vast ook de wedstrijden van die dag besprekend. Een prachtige zwoele avond waarin het ontbreken van de muggen me verbaasde.

De volgende ochtend was ik vroeg buiten. De zon kwam op, de vogels ontwaakten en begonnen weer luid te zingen. Mijn ogen zochten de bosrand af of ik herten of reeën zag. Het enige dat ik ontdekte was een soort konijn of marmot. Lichtblauwe nevel hing tussen het donkergroen van de bomen, tussen de huizen verderop en de bergen. Ik deed ruim een uur lang mijn tai chi oefeningen om de vermoeidheid te verdrijven. Een voor een kwamen de anderen naar beneden, een kop thee of koffie in de hand, Hennie, Raymond, Peter, Martine, Johanna met haar Peter.
Rond half twaalf vertrokken we naar het dorp waar de doop zou plaatsvinden en stonden een tijdje voor een kerk waar de doop niet bleek te zijn. Wat heen en weer bellen en wijze raad van de TomTom bracht uitkomst en voerde ons naar een andere kerk. Ik moet zeggen dat ik het een hele opluchting vond om het parkeerterrein op te rijden en daar bekende gezichten te zien. De dopeling kreeg direct het doopjurkje aan dat Hennie liefdevol gebreid heeft. We moesten nog even wat wachten, op Jeroen die ons tegemoet was gereden, op mensen die een taart ophaalden, op familie die nog zou komen. De graven naast de kerk leken allemaal net voorzien van verse bloemen. De zon scheen. We stapten uiteindelijk van de grof beklinkerde zonnige parkeerplaats de hol klinkende en wat koel aanvoelende kerk binnen, de doop begon.

Geen idee wat de priester allemaal zei. Want Pools. Dus als je niks verstaat, wat doe je dan? Kijken. Ik keek naar Jeroen en Kasia die zo gelukkig met elkaar zijn, naar hun kinderen, Kareltje die zich stil hield en Helena wiens stemmetje door de kerk galmde, of laat ik maar eerlijk zijn: ze krijste. Het schijnt een traditie te zijn dat dopelingen huilen, zo ook Helena, al was het van korte duur. Ik keek naar de vader van Kasia, die zijn vrouw zo kort geleden verloren heeft en nu met de doopkaars in zijn hand aandachtig naar de priester luisterde bij de doop van zijn kleindochter. Keurig in het pak, een wat gespannen uitdrukking op zijn gezicht. Kareltje hing nu en dan even aan zijn been. Ik zag de oude hand die regelmatig over het hoofd van zijn kleinzoon streek. Ik keek naar Hen die foto's stond te maken, naar haar kinderen en schoonzoon Peter en ik wist dat we allemaal Karel misten.

We feliciteerden iedereen, reden naar de plek waar we met elkaar zouden eten, haalden de cadeau's tevoorschijn. Feest.
Er was een kinderspeelplaats, een grote vijver met duizenden kikkervisjes en een grote zonnige tent waarin wij plaats zouden nemen om te eten. De kinderen renden of scharrelden in de rondte, we aten heerlijk en Jeroen en Kasia hadden een foto-presentatie gemaakt over de eerste vijf jaren van hun huwelijk. De maaltijd werd afgesloten met chocoladetaart. Die heb ik niet afgeslagen.
De middag vloog voorbij. Voordat ik het wist stonden we al weer afscheid te nemen, met cadeaus voor de thuisblijvers, voor ma, voor Henk en Paulo, Marijke en Har. Jeroen ging nog even mee naar ons overnachtingsadres en Peter en ik brachten hem later terug naar Wroclaw waar huizen en auto's met Poolse vlaggen versierd waren vanwege het voetbal.
De volgende ochtend gingen we vroeg richting Nederland, via een andere route ditmaal. Een fraaiere route. Het heuvelende landschap van Duitsland maakte ditmaal veel indruk, vooral het Härz-gebergte dat wat gekreukeld diep groen massief en imposant in de verte stond te zijn.

Ik schreef het aan Kasia en Jeroen toen ik thuis was: de volgende keer kom ik langer! Want Polen is een mooi land met hardwerkende en vriendelijke mensen. Dus, wie gaat er nou naar Polen? Wij. Met liefde.