zondag 6 mei 2012

Zwemweer.


Er kwamen zojuist herinneringen in me boven, zittend uit de wind achter de camper, me wapenend tegen de wind met een handdoek die ik over mijn benen hing. De honden lagen plat op hun zij op hun dekentje naast me. Hen, naast me zittend op het trapje, haakte de laatste steekjes aan het doopjurkje voor haar kleindochter Helena.
De zon scheen, een blauwe lucht getooid met veel toefjes slagroom hing boven ons. Te veel toefjes. Iedere keer als de zon verdween kregen we het koud. Het was typisch het zwemweer van vroeger, veeeeel te koud om te zwemmen, winderig, maar ja, toch ook veel zon tussendoor. Ik rilde nu en dan, om even later weer de stovende warmte van de zon te voelen.
De truc van de honden om zo plat mogelijk tegen de aarde te blijven liggen kende ik al, wij deden precies hetzelfde in onze jeugd als we voor het eerst in de late lente of vroege zomer weer gingen zwemmen. Een van die keren is me bijgebleven omdat ik mijzelf bijna een dwarlaesie bezorgde.

Misschien waren we door ons moeder buiten gezet met het advies: het is lekker weer, vooruit maar allemaal, zwemmen. Of, en dat is waarschijnlijker, we wilden zelf gaan zwemmen want het was voorjaar, het zwembad was net open, en we knalden nou eenmaal van de energie. Mijn zusjes, wat vriendinnetjes en ik gingen graag op de fiets naar het buitenlucht zwembad van Heerjansdam, dat was niet zo ver als je in Zuidwijk woonde, we fietsten via Smitshoek, richting Barendrecht en een gedeelte kon je over een fietspad rijden. Tijdens het ritje naar het zwembad op die ene specifieke dag die ik me nog steeds herinner omdat het weer eigenlijk te koud was om te zwemmen, èn omdat ik een erg domme duik in het zwembad maakte, zag ik op de heenweg platgereden kikkertjes of padjes, hun leerachtige lijfjes al uitgedroogd door de wind en de zon. Het shockeerde me omdat sommige kikkertjes nog rechtop zaten, hartstikke mors, het achterlijf stuk. Jong weggerukt uit het leven.

Bij het zwembad aangekomen zochten we een plekje op de grens tussen het gebied waar het gras ophield, de bestrating rond het zwembad begon. Dunne heggetjes begrensden het grasveld. Het was een eigenaardig zwembad met schuine zijkanten, dat heb ik daarna nooit meer bij een ander zwembad gezien.  We gingen direct het water in, ik had gezien, geleerd en toen ik mijn angst had overwonnen gevoeld, dat het machtig mooi was om hard naar het water toe te rennen en dan te duiken zoals de jongens dat deden, hoog springend, dan een hoek makend met je lijf en klets het water in. Fantastisch, vooral toen ik steeds meer lef kreeg. Het moest een keertje misgaan, de hoek te scherp makend of gewoon stom in te ondiep water duikend raakte ik met mijn hoofd de bodem. De slag was enorm en mijn tanden sloegen hard op elkaar. Duizelig en geschrokken ging ik het water uit, beschaamd omdat ik het idee had dat iedereen het gezien had (wat onmogelijk was) en met een pijnlijke nek en hoofd.
Ik droogde me af, en zat in mijn eentje op mijn handdoek, te wachten tot de rest uit het water kwam. Wat later kwamen ze ook uit het water, maar ik vertelde niet dat ik me zeer had gedaan. Iedere wolk die voor de zon schoof bracht een flinke temperatuurdaling en dik kippenvel. Op die momenten drukte ik me zo stijf mogelijk tegen de grond. Als de wolken weer voor de zon wegtrokken voelde ik die krachtige warmte op mijn rug en door mijn lijf trekkend. Normaal vond ik dat een heerlijke sensatie, de kou afwisselend met die weldadige warmte. Maar deze keer niet, ditmaal had ik een zere nek. De zon, noch het gezelschap noch het vooruitzicht van een zakje RAS-patat kon me opvrolijken. Ik dacht aan de kikkertjes, en aan mijn nek.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten