zondag 7 augustus 2011

Voor Vonne.


Ik roffel een trap af, spring het laatste stukje met mijn armen steunend op de leuning. De zon schijnt. Er wordt gelachen in dit huis, overal is lawaai, een beo fluit en schreeuwt, kinderen roepen, de deur staat open naar de tuin waar de zon altijd schijnt.
Er loopt een mooie blonde jongen rond die wat smalend kan lachen en dat is notabene mijn eigen neef. Mijn nichtjes zijn vrolijk en soms pinnig. De jongste is ietsje jonger dan ik, misschien elf jaar, mijn iets oudere nicht ongeveer zo oud als mijn zus. Felle blauwe ogen lijkt iedereen hier te hebben, rode en blonde haren, lichte huid, sproeten. Die blauwe ogen hebben ze vooral van mijn oom, die eruit ziet alsof hij altijd buiten leeft, het wit van zijn blauwe ogen, fel, in een gebruinde kop. Gezond ziet hij eruit, dus ik begrijp niet goed waar ze zich zorgen over maken. Mijn oom schildert, en ik mag een schilderijtje maken met zijn verf.

Mijn tante regelt het gezin met een kordate stem. Tante is degeen die altijd gilt van blijdschap als mijn vader, haar broer, onverwachts bij haar voor de deur staat. Hier op bezoek gaan, en zoals nu mogen logeren, is voor mij het toppunt van geluk.
Hier leer ik van mijn veel meisjesachtiger nichtjes dat ik als een jongen fiets, hier streel ik een paard dat lekker ruikt, een heel zachte mond heeft en gewoon in de tuin in een schuurtje staat en Hamid heet. Mijn neef is al zeker veertien of vijftien en werkt op een manege. Af en toe zie ik hem Hamid zadelen, zijn benen over hem heen zwaaien zoals ik in Rotterdam alleen maar mannen op een fiets zie springen, en met een krakend zadel, hoeven klipkloppend weerkaatsend tussen de huizen, wegstappen. Er wordt gelachen als iemand een scheet laat, en er gebeurt van alles, in dit huis lijkt alles te vibreren van geluk, van leven.

Buiten ligt de heide op steenworp afstand, en over de klinkerwegen lopend is het een tien minuutjes naar mijn andere tante. Ook daar wordt van blijdschap luid geroepen als mijn vader hen bezoekt, maar deze tante is stiller, meer "van binnen".
Hier in dit huis waar "de Stal" op de witgeverfde gevel staat geschreven, knalt alles zo mogelijk nog meer van het leven. Hier lopen nog veel meer neven en nichten rond, de neven al groot en sterk met lange benen, gespierde gebruinde lijven en krullende haren. Er hangt een touw aan een boom waaraan je kunt schommelen, en er woont een aap in een kooi op het erf. Mijn oom zie ik bijna niet, maar als hij er is draagt hij een blauwe overal.

In de week dat ik ook hier mag logeren leer ik hun manier van praten aan, een beetje zangerig.
Acht boterhammen eet ik tussen de middag, en ik smeer ze tot aan de randjes, omdat mijn tante dat zegt. Er wordt gelachen om mijn onstilbare honger en dorst. Ik mag met de bus mee naar Bussum, en zing (tot ongenoegen van mijn wat oudere en zich generende nichtjes en neef) in die bus het liedje: in de bus van Bussum naar Naarden ....

In de bus van Bussum naar Naarden voordat ik het wist
    Nooit zal ik die rit vergeten     Dat ik naast jou heb gezeten     Jij keek mij aan, ik keek jou aan     Een schok en toen     In de bus van Bussum naar Naarden 
Gaf je mij een zoen

Bij hen thuis draaien ze vaak een plaatje van Chubby Checker, 'come on lets twist again'.... en ik leer zo snel mogelijk de tekst om mee te kunnen zingen. Mijn neven rijden al brommer en zijn altijd onderweg, komen met slaande deuren binnen en zijn zo weer weg, boterhammen in de hand. Mijn nichten voelen zich al te oud voor mij, dus ik trek veel op met mijn tante, die ik onvoorstelbaar lief vind.

Bijna vijftig jaar zijn verstreken, we zijn al veel familie verloren, ook veel te vroeg, neven en nichten. Ik zit hier achter mijn computer na te denken over een tijd waarin alles mogelijk leek en de tijd oneindig.
En dan die blijdschap van "toen". De blijdschap was zo groot, niets heeft dit ooit kunnen evenaren. Het was de blijdschap van een grote familie, sterke bloedbanden, van de jeugd, mijn jeugd.
Pas veel later begreep ik het gillen van blijdschap, begreep ik de energie die vrijkwam zodra mijn vader samen met zijn zussen was. Het was de energie van de angst om te verliezen, zoals we nu angst hebben om Vonne. Hou vol meid.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten