dinsdag 23 augustus 2011

De familie A.


Gisteren. We lunchen samen, ma een broodje smeerleverworst, ik kaas en jam. Ma zegt met nog steeds Rotterdamse tongval: ik zet alles gelijk terug in de koelkast, of wil jij nog worst? Met worst bedoelt mijn moeder vleeswaren, ham, rosbief, rookvlees èn worst. Het is warm, het neigt naar onweer.

Opeens noemt mijn moeder de naam van oude vrienden, de familie A zulllen we voor privacyredenen maar even zeggen. Dat vind ik frappant want vanmorgen dacht ik ook aan hen, doordat ik tijdens het opruimen van de zolder twee op fijne houten latjes geschilderde chinese werkjes vond. Mooie handgeschilderde dingetjes. Direct wist ik hoe ik er aan kwam, die kreeg je vroeger bij de chinees. De chinees waar ik ze van heb was een goede vriend van mijn vader. Mijnheer A. En wel bij de opening van zijn eigen zaak. Nee, niet die zaak die hij samen met mijn vader wou beginnen, dat plan is nooit doorgegaan.

Altijd onderzoekend of toeval bestaat vraag ik aan mijn moeder hoe het komt dat ze aan deze mensen denkt, die net als wij in Rotterdam Zuid woonde, Kreekhuizen om precies te zijn. Ze haalt haar schouders op, weet het niet. Maar dan schiet het haar te binnen, het komt door de soep die ze in de vriezer moet doen. Ze vertelt: 'we gingen op een dag naar het strand, met mevrouw A en haar kinderen, allemaal in de bus van je vader. Aan het eind van de dag nodigde mevrouw A ons uit om bij haar soep te eten, die had ze de dag ervoor gemaakt, maar thuisgekomen bleek die hele pan soep zuur te zijn. Dat vond mevrouw A heel erg en ze dacht dat de soep zuur was geworden door het onweer. Je vader vond het jammer, je weet, die was dol op soep.'

Dit is zo'n verhaaltje waarvan ik denk: wordt soep inderdaad zuur van onweer? En ......... toch toevallig dat mijn moeder juist over deze familie begint te praten.

Dan vertelt mijn moeder verder: 'mevrouw A was erg vriendelijk, maar ook dom'.
'Hoezo dom', vraag ik.
'Nou', zegt ma, 'je vader en mijnheer A wilden samen een chinees restaurant beginnen op de Beijerlandselaan ....'.
'De Katendrechtse Lagedijk bedoelt u zeker?' val ik haar in de rede.
'Neeee' zegt ze, wenkbrauwen ongeduldig hoog opgetrokken en hoofd schuin houdend en met nadruk herhalend: 'de Beijerlandselaan!'
Het ging hierom: ze hadden samen 20.000 gulden nodig, en dat was een hoop geld zo rond 1965. Er werd hard gespaard, ook door mijnheer A die in een restaurant op de Lijnbaan chefkok was. Op een dag kwam hij thuis en toen had mevrouw A hun spaargeld uitgegeven, een stereoset gekocht van hier tot gunter, en haar excuus daarvoor was: 'als we straks een eigen zaak hebben dan kan het niet meer'.
Deze zaak is er dus niet gekomen.

Veel later opende mijnheer A een kleiner zaakje, op de Katendrechtse Lagedijk, dat te weinig klanten kreeg en uiteindelijk failliet ging. In dat restaurant heeft mijn zus nog een tijdje gewerkt en ondergedoken gezeten toen ze werd belaagd door haar ex-echtgenoot.
Tja, daar zou ik nog een heel verhaal over kunnen schrijven, een andere keer misschien.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten