dinsdag 13 maart 2018

Jip en de vos.


Gisteren was een mooie dag. Ik hield me bezig met het afknippen bij of net onder de wortel van de bramen, totdat mijn rug zei dat het welletjes was. Het licht was al de hele dag als van goud, een beetje zoals het vroeg in de avond in de zomer kan zijn: zijdezacht, goud, en tegelijk heel helder. Ik besloot een nieuwe route te gaan lopen met de honden: door de tuin, het veld door, linksaf de weg op, bij de eerstvolgende kruising waar ik meestal naar links ga nu naar rechts, naar het kanaal, weer rechts en dan via de velden weer terug. Een goeie twee uur lopen denk ik, of overdrijf ik nu? Nou ja, zoiets.

Een smalle weg voerde naar het kanaal. Links en rechts op gepaste afstand van elkaar mooie oude typisch Groningse arbeiderswoninkjes. Ooit woonden daar grote gezinnen in het kleine voorhuis, de dieren en de hooizolder slechts gescheiden van de mensen door een brandmuur en een houten plafond. Tegenwoordig zijn de huisjes verbouwd, nieuwe delen aangebouwd, glazen puien, fraaie veranda's, vaak wilde tuinen waarin nu honderden krokussen bloeien. Het leukste huis stond op het eind van de weg waar de weg in een zandpad overging. Beetje stil maar het had een plek kunnen zijn waar ik ook graag had gewoond. Een steile oever leidt er naar een stil glanzend kanaal waarin vlonders voor bootjes waren aangebracht.  Aan de overzijde staan net zulke huisjes, maar jammer genoeg nergens een brug te zien om naar de andere kant van het kanaal te komen. Ik loop door en laat nu Jip los op het zandpad. Dan sla ik rechtsaf het veld in om via de slootkant weer richting huis te lopen.

Ongeveer midden in het veld duikt Jip de sloot in en komt er samen met een vos weer uit. De vos rent een meter voor hem uit, slaat haken als een haas om de achtervolger kwijt te raken maar Jip heeft een staart als het roer van de Titanic en volgt hem op de voet. Tom hangt in de riem en jammert het uit, die wil ook achter die vos aan. Binnen no-time zijn Jip en vos in de verte verdwenen. Ruim een kilometer van mij vandaan staat een huis, paarden op een veldje ernaast, wat bossages er omheen waarin ik vos en Jip zie verdwijnen. Even gebeurt er niks, dan zie ik opeens de paarden stampend in de rondte gaan. 'Goeie God' denk ik, als dat maar goed gaat.
Roepen doe ik al lang niet meer, ik moet gewoon afwachten. Eindelijk zie ik een stipje bewegen aan het begin van het veld. Ja hoor, daar komt Jip aan, tong uit zijn bek, in een drafje en hij heeft zich zo te zien bezeerd? Of laten mijn ogen me zien waar ik bang voor ben? Zo'n honderd meter van me vandaan begint hij te slenteren, hij voelt de bui hangen. En ja, ik zie dat er iets is in zijn manier van lopen .... een zeer voorpootje zo te zien.

Jip voelt het goed aan, het liefst gaf ik hem nu flink op zijn donder, maar de cursus van Gaus is niet voor niets met goed gevolg afgesloten. Kloppend op mijn been: "aan de voet Jip". Hij slentert steeds trager naar me toe, vertrouwt het niet alsof ik hem ooit toch flink op zijn lazer heb gegeven. Hij loopt nu naast me, nog hijgend. "Vooruit Jip, ga drinken". Ik wijs naar de sloot waar hij heen loopt, wat slokjes neemt en dan laat hij zijn oververhitte lijf zakken, languit gaat hij liggen in het bodempje heldere water dat in de sloot staat. Wolken zwarte blubber beginnen om Jip heen bellen te blazen. Ik sta er bij en ik kijk hoe het heldere water verandert in zwarte stinkende viezigheid. Het is zo het is, dat wordt douchen straks. Zo'n tien, twintig seconden laat ik hem liggen en zeg dan: "vooruit Jip, er uit". Hij staat op, zijn poten zakken tot aan zijn borst weg, stapt dan gitzwart van de blubber de sloot uit. Jip weer veilig aangelijnd lopen we naar huis.

Thuisgekomen duw ik hem een beetje hardhandig de douche in. (ik duw tegen zijn kont, daarbij komen beide achterpoten van de grond want zijn voorpoten zet hij helemaal schrap om niet de douche in te hoeven). "Was het het allemaal waard Jip? Een zeer voorpootje, een douche, en dat allemaal voor een vos?" vraag ik hem terwijl ik de waterstraal op zijn lijf zet, het zwarte water op de tegels spat en in de afvoer loopt. Hij laat zijn kop hangen, zegt niets. En ik? Ik ben eigenlijk best trots en blij dat Jip op deze leeftijd nog zo gezond is, zo hard kan rennen, en dat er niets ernstigs gebeurd is met Jip, of met de vos, of de paarden. Tel je zegeningen. Terwijl ik Jip afdroog hoor ik mezelf zachtjes neuriƫn.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten