vrijdag 11 oktober 2013

Karakter - Bordewijk.


Sinds enige weken heb ik een e-reader. Aangeprezen door een lieve vriendin van me, die me notabene ook nog verblijdde met een usb-stick waarop honderden boeken. Hierop vond ik o.a. Karakter van Bordewijk, een boek dat ik ooit las voor school maar waar ik de waarde vanwege mijn leeftijd niet inschatte. Nu wel, nu loop ik graag samen met deurwaarder Dreverhaven met lange open jas ('een jas als een zeil') over de Boompjes in Rotterdam, sla ik de Waterhondsteeg in en voel ik de 'gapende muil' van de allerarmste stegen tochten door mijn haar.
Ook sla ik stil vanuit een donkere hoek de andere hoofdpersoon gade, de moeder van zoon Katadreuffe, het kind dat verwekt werd in een zwak moment tussen Dreverhaven en moeder Katadreuffe. Moeder ('zij' of 'haar' genoemd in het boek) heeft tering (tbc), hoest wat, is vroegtijdig grijs door al het zware werk en de bittere armoede die ze heeft geleden. (Ze lijkt op mijn oma, oma Schot, of eigenlijk oma Boes.) De grijze haren bijeengebonden in een knot maar in het donkere van haar ogen vlamt het en zie je de kracht.
Ze is Rotterdamsch puur en rechtlijnig zoals dat hoort bij het volksche, weigert een cent van Dreverhaven aan te nemen, wil ook niet met hem trouwen, voedt haar zoon alleen op, slaat zich door het leven heen door borduurwerken te verkopen, goedkope huizen te bewonen en haar kostganger (die ze als een tweede zoon beschouwt) te verzorgen.

Vanmorgen vroeg was het regenachtig, nog donker, en mijn hond Jip schoof vanwege de kou onder de dekens. Ik vond het goed, ik moet toch mijn bed verschonen en niets is zo gezellig en dankbaar als dat zuchtende geluk van Jip van dit onverwachts goedvinden. Maar met een hond in je bed slaap je natuurlijk niet meer, hij duwt zich naar het beste plekje, rekt zich meermalen uit, trapt het dekbed weg als hij te warm wordt ..... dus ik knipte het licht aan en pakte mijn e-reader en binnen no-time stapte ik weer schouder aan schouder met Dreverhaven in het donker over de van vocht glimmende straatkeien langs de Maas. Naast me voelde ik Jip in een diepe slaap vallen, en ook mijn ogen werden weer wat zwaar ......

In tegenstelling tot de werkelijkheid was het in mijn droom midden op de dag en mooi weer, en ik reed in mijn auto ergens op een rijksweg, de A16 of A7.
In mijn buitenspiegel zag ik een vreemd rijdende motor aan komen. Tenminste, was het een motor? was het een motor met een koepel er overheen? Schuin overhellend en balancerend om enigszins op de weg te blijven reed het gevaarte mij voorbij, en ik dacht zelfs nog toen het voorbij reed: wat een mooie motor, blauw met wit. Maar toen ik goed keek zag ik dat er meer mensen opzaten dan twee, ik zag ook nog een kind, en nog een.
'Vluchtelingen' dacht ik. Ik haalde hen in en gebaarde dat ze naar de kant moesten en het leek hen bijna een opluchting om de stoep op te rijden. We stonden opeens op de Slinge in Rotterdam Zuid en de vrouw die achter het stuur had gezeten bleek een stevige korte vrouw te zijn, een 'volkschvrouw' zoals mejuffrouw Katadreuffe, de zwarte haren bijna geheel doorstreept met grijs, maar recht boven de schouder afgeknipt. Dezelfde zwarte glanzende ogen echter.
Toen iedereen van de 'motor' was afgestapt bleek er een vader en een moeder te staan, twee kinderen, een opa, vier fietsen, en de motoren bleken twee aan elkaar gebonden Solexen te zijn!

Ik stamelde mijn verontwaardiging over dit voertuig uit, het was levensgevaarlijk om zo hard over de snelweg te scheuren! En dat met die kinderen! Waar moesten ze naar toe?
"Zeeland" antwoordde de vrouw, onverzettelijk en stevig in haar katoenen jurk voor me staand. De man, met magere ongeschoren wangen, de smalle schouders in een wit hemd gehuld stond wat achteraf, net als de kinderen, blote beentjes die uit blauwe korte broeken staken, voeten in sandalen. Ik wilde weten wat ze in Zeeland gingen doen, maar ik vroeg het niet.
Wel wilde ik ze helpen naar Zeeland te gaan. Ik stelde voor mijn auto te gaan halen en ze naar Zeeland te brengen. Dat wilden ze graag. Ik wees, dáár woonde ik, ik ging mijn auto halen (jaja, ik weet dat ik schreef dat ik ze zowat van de weg af drukte met diezelfde auto, maar nu was hij opeens weg) en liep naar mijn huis.
Een portiekwoning. Beneden stond mijn vriend en ondanks dat ik verwachtte dat hij me direct met de vluchtelingen zou helpen deed hij dat niet. Hij had het druk en was argwanend, zei dat ik al die mensen en fietsen niet allemaal in mijn auto kon krijgen. Ik somde op dat ik dit en dit allemaal op de fietsendrager kon binden, het ging vast lukken. We stonden nog steeds buiten, metalen open trappen leidden naar boven naar de woningen en mijn autosleutel lag daar ergens, binnen. Maar vriend zei dat hij de voordeursleutel niet kon vinden, hij rommelde wat in onze brievenbus die daar aan een rek hing, stond hem daarna uitgebreid en langzaam weer dicht te plakken met tape. We kregen ruzie, ik vond het allemaal veel te lang duren, ik wilde naar binnen mijn autosleutels pakken. Ondertussen keek ik telkens of ik verderop de vluchtelingen nog zag staan ........
ik werd wakker.

Het was licht, het grijzige vroege licht van een gure herfstmorgen. De regen tikte tegen de ramen, herfstbladeren zaten tegen de ruiten geplakt. Jip lag nog heerlijk warm lang uitgestrekt met zijn rug langs mijn linkerzijde. Buiten schreeuwde de kat aanhoudend dat ze zo snel mogelijk naar binnen wilde: snel snel snel snel snel. De e-reader was op de grond gevallen zag ik.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten