maandag 25 februari 2013

Zingen op een zondagmorgen.


We gingen naar de Oude Remise in Badnieuweschans. Peet en ik hadden een afspraak met vrienden om in de kantine aldaar muziek te maken.Tenminste, zij zingen en spelen gitaar/viool, ik luister en wieg op de maat van de muziek mee. Ik heb namelijk nooit geleerd om te zingen. Vreemd, want ik hou van zingen. Dus waarom zing ik niet zelf?
Wat maakt het uit als je het niet kan, als je maar plezier hebt, zeg ik altijd tegen 'mijn' cursisten die komen schilderen. Is het met zingen niet net zo?
Nee, schilderen kan je stilletjes doen. En een lelijk schilderij zet je gewoon achterstevoren tegen een muur, maar een valse noot scheurt en schuurt in de ruimte, blijft hangen, galmt nog lang na in je ziel.

Maar goed, wij reden door het Groningse land op de A7, richting Badnieuweschans. Oe, dat veel bezongen eenzame landschap, ik kan er wel uren naar kijken. Onherbergzaam ogend, uitgestrekt in eindeloze vroege voren die al optimistisch geploegd op de lente wachten. Maar schuin waait de dunne sneeuw er boven, legt wederom een lichte waas tot aan de einder op de vette klei, of de zwarte veengrond, of tussen de strogele verdorde resten van mais en gras. Kiefer-landschap.

De ruitenwissers zwiepten over de voorruit, natte sneeuw bijeen schuivend in de hoeken. We zwegen. Peet waarschijnlijk al denkend aan de muziek welke gespeeld zou worden, ik met droeve melancholieke gedachten over leven en dood, met over het landschap dwalende ogen. Bruin kabbelend slingerde een rivier rechts van ons weg. In de verte schraapten oer-runderen in het dunne laagje sneeuw, vretend van het dorre ruige gras.  De lucht was hemelsbreed grijs. Een verbijsterend en stil makend landschap, altijd weer.

Het werd een goeie ochtend. Op de tafel lag een mooie oude vioolkist open. Versleten fluweel verhaalde van veelvuldig gebruik. De gitaar en de viool werden gestemd. Theewater stond op. Een chocoladetaartje werd aangesneden. Ondertussen klonken de eerste zoekende noten. De honden lagen op hun matrasje voor de kachel. Mijn gedachten waren niet meer dáár, maar híer, ik nipte van de thee, keek naar de mensen die bladerend en de teksten van de liedjes lezend om de tafel zaten. Mijn gedachten dwaalden nog even af, niet naar schilderkunst, of naar zingen, maar naar de kunst van het leven ditmaal. Een trein reed van het station weg en sukkelde langs. De sneeuw woei nog steeds heel dunnetjes langs het raam. Het eerste lied werd ingezet, en het was mooi.



(Anselm Kiefer)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten