vrijdag 6 juli 2012
Vogeltje.
Al vroeg was ik wakker vanmorgen, kon niet meer slapen. Als ik mijn ogen dichtdeed sperde een jong vogeltje zijn bekje wijd open en vroeg om eten. En dat had ik niet.
Ik stond op, ging douchen en zag in het voorbijlopen de stapels papier, de verzekeringsmap liggen die ik aan het uizoeken ben. Waarom heeft een mens zoveel verzekeringen? Bang dat je ruit breekt, de bliksem inslaat, een auto tegen je huis rijdt? Het gebeurt waarschijnlijk nooit en toch koop je heel je leven het risico af. Of stel dat je dood gaat. Daar helpt geen verzekering tegen, hooguit eentje voor je begrafeniskosten. Dat gaat in de dierenwereld wel anders, eten of gegeten worden en dagelijks hard werken om in leven te blijven, je kroost groot te brengen, zonder een gedachte aan verzekeren.
Hoewel. Het winterkoninkje verzekert zich van een goede man en daarmee de meeste kans op gezonde nakomelingen door het mooiste nest uit te kiezen dat hij voor haar bouwt. Soms maakt hij er wel drie of vier. Zij zoekt vast de stevigste uit, dat is ook een vorm van verzekeren.
Maar tegen de mens is geen verzekering opgewassen. Gisterenmorgen was ik al vroeg op, rond 6 uur, ik wilde in de tuin werken voordat het te warm werd. Naast de kas, net voorbij de aardbeien had kleefkruid een heel stuk ligusterhaag overwoekerd en dat wilde ik eerst weghalen.
Altijd, echt altijd denk ik aan vogelnesten, zeker met snoeien, maar gisterenmorgen rukte ik als een wilde aan het kleefkruid, rolde het in een grote bol op, snoeide de haag lekker kort, tot zo'n 20 cm boven de grond want hij was erg dun geworden. Om de enorme hoop takken en groen wat kleiner te maken knipte ik met de grote takkenschaar de takkenbos kleiner, en met iedere knip hoorde ik een piep. Straks even wat vet op de schaar doen, dacht ik nog. Ik rechtte even mijn rug, en hoorde weer 'piep'. Ik schrok me rot, had ik een vogelnestje ...... ik zocht de bult snoeiafval door, niks. Stapelde de bult weer terug: 'piep'. Ik verbeeldde het me niet, ik had een nestje verstoord. Nu ging ik heel behoedzaam, met heel bezwaard gemoed voor wat ik zou aantreffen, tak voor tak de bult afzoeken, en ja hoor, daar lag een verwoest nestje, een piepklein winterkoninkje zat er met snaveltje wijd opengesperd in: honger! Ik zocht of er nog andere jonkies uitgevallen waren, maar ik vond er geen. Ondoenlijk ook, want over een naald in een hooiberg gesproken, probeer eens een piepklein vogeltje te vinden tussen het hoge gras, aardbeiden of tuinafval. Toen boetseerde ik het nestje weer een beetje in vorm, zette het bovenop de bult met groenafval en begon het nestje vrijwel onzichtbaar te maken door er grovere takken omheen te zetten, aldoor begeleid door het gepiep en gevraag van het jonkie dat een ondoenlijk mager halsje strekte, een wiebelend hoofdje toonde waarin een intens rood strotje opengesperd om eten vroeg. Ik bad dat het jonkie zou blijven roepen want anders was het verloren.
Ik nam afstand, zat een kwartiertje in de kas, of elders verborgen in de tuin maar op een plek waar ik de bult nog goed kon zien. Niets, geen verontruste pa of ma, het bleef stil. Wel zong boven mijn hoofd een winterkoninkje het hoogste lied. Misschien pa zelf, die wist zeker nog van niks.
Dan maar de dierenambulance om raad vragen, want Riet Schouten uit Bellingwolde, in het verleden de engelbewaarder van duizenden vogels en egels, is met dik verdiend pensioen.
Ze hadden het druk bij de ambulance, spoedjes en veel uit het nest gevallen vogeltjes of erger. We spraken af dat ik het nestje in de gaten zou houden, zou kijken of pa en ma koning terug zouden komen. We zouden contact houden.
Net toen ik het (rond negenen) op wilde geven en ze wilde bellen dat ze toch maar het vogeltje op moesten halen gebeurde het: ma koning kwam inspecteren. Tweemaal. Ze kon haar ogen waarschijnlijk niet geloven, had ze het nestje zo zorgvuldig uitgezocht en moest je nu eens zien ....
Het werd een heel hete dag, en telkens dacht ik aan het eenzame vogeltje, het kuikentje, zouden de ouders het daar voeden? Rond drie uur werd het wat koeler, ik ging kijken, hijgend lag het jonkie in het mooi in de schaduw liggende nestje. Dat had ik eigenlijk best wel aardig gedaan, het plekje uitzoeken zeg maar. Nu durfde ik meer takken rond het nest te stapelen, er werd namelijk regen verwacht en pa en ma wisten het vogeltje nu wel te vinden. Of niet? Ik ging weer twijfelen, waarom hijgde dat vogeltje zo? Ik belde de vogelopvang in Meedhuizen om raad, maar van hen kreeg ik te horen dat het waarschijnlijk een onbegonnen zaak was, winterkoninkjes zijn heel lastig als het nest verstoord is, ook in de vogelopvang gingen ze vrijwel altijd dood. Dat gaf de doorslag, ik liet het nestje met rust, ik had mijn best gedaan.
Mijn moeder kwam hier eten, we zaten eerst nog even in de tuin maar toen rolde langzaam het onweer met indrukwekkend gerommel naar ons toe. We gingen naar binnen, sloten deuren en ramen. Ik keek naar de druppels die gestaag vielen en was blij dat de regen mild was, zonder wind, dacht aan het kleine vogeltje. Later bracht ik mijn moeder naar huis, gaf haar een hand bij het tuinhek omdat ik bang was dat ze zou struikelen, voelde haar smalle hand en ma zei: hoe vaak heb ik jou toen je klein was zo niet bij de hand genomen.
Het is lang geleden dat ik haar kuiken was, maar ook ik had eraan gedacht, zodra ik haar vastpakte.
Rond elven wilde ik naar bed, ging nog even afwassen, ruimde een beetje op, deed de deuren op slot, zocht mijn mobieltje. Niets te vinden, morgen maar kijken dacht ik. Nee, zei een stemmetje in mijn hoofd, nu! Ook het alarm van mijn moeder komt op mijn mobiele nummer binnen dus ik moest het vinden. Ik belde met de huistelefoon mijn nummer maar hoorde niets en opeens schoot het door me heen: het ligt buiten! Bij het vogeltje! Het was aardig donker maar terwijl ik de tuin inliep hoorde ik al van verre de ringtone vrolijk door het duister schetteren, zag het schermpje in de verte oplichten, het toestelletje had de regenbui overleefd! Ongelooflijk. Ik schudde het een beetje, vroeg me af hoeveel vocht erin gelopen kon zijn en bedacht met het naar binnen lopen hoe oud dat trouwe altijd werkende toestelletje nu al is, vijf jaar? Zes? En dan ook nog een onweersbui overleven. Dat zie ik een smartphone nog niet doen.
Ik ging tevreden slapen maar, ik zei het al, was erg vroeg wakker.
In plaats van met Jip te gaan fietsen of mijn ontbijt klaar te maken stortte ik me direct op de volgende stapel paperassen die uitgezocht moest worden. Goh wat had ik het druk, en zie je wat goed het is dat ik niet ben gaan fietsen want het ging ook nog stortregenen. Mijn gedachten gingen weer naar het vogeltje, dat nu misschien drijfnat, dood of door en door koud in zijn nestje lag. Ik wilde niet gaan kijken. Op het moment (rond negen uur) dat ik mijn müsli zonder fruit begon te eten greep ik mezelf bij mijn lurven: nu aardbeien plukken! En gelijk kijken naar het vogeltje!
En dat was maar goed ook. Vogeltje zat lekker in zijn holletje, bewegend op zijn ademhaling. Boven mijn hoofd hoorde ik het geluid van twee steentjes die tegen elkaar slaan: een ongerust winterkoninkje! Dus ik stapte weg van het nestje, plukte mijn aardbeien en ging ontbijten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten