dinsdag 10 juli 2012

Kuifparkiet - bijen.


Mooi stereo hoor ik heel dicht achter mijn rug het ruffelen van vogelvleugels. Ik besef direct wat er gebeurd moet zijn en het wordt benadrukt omdat ik recht in de verschrikte blauwe ogen van vriendin Birgit kijk en zij roept, omhoogkijkend: oh nee! Achter mijn rug zag zij een van haar kuifparkieten de wijde wereld invliegen. Het mannetje.

We staan op een tuinhuisjescomplex in de stad Groningen. Birgit heeft daar een tuin en huisje, zo mooi dat ik er tranen van in mijn ogen kreeg toen ik het voor de eerste maal zag. De tuin is een oase van bloeiende planten. Aan de voorkant van het huisje, onder een ruim dakje hangt gedurende de gehele zomer een grote parkietenkooi. Twee parkieten tortelen daar normaal verliefd in rond. Bir had me juist de kuikentjes van het stel laten zien, nou ja, laten zien, het deurtje opengemaakt en als je dan je wang heel dicht tegen de tralies aandrukte kon je via het openstaande deurtje net in een hoek van het nestkastje wat grijs dons zien zitten. Waarschijnlijk hadden we na het beschouwen van het kroost het deurtje niet goed vastgeklikt.
Het vrouwtje zit wat timide op het stokje, zich af te vragen wie er nu voor de jonkies moet zorgen, want dat heeft ze voornamelijk uitbesteed aan het mannetje, haar taak zit erop.

Aan de overkant in een enorme conifeer is het mannetje beland, en schreeuwt, waarschijnlijk verbaasd over de plotselinge omvang van zijn wereld. Voor het eerst in zijn leven vliegt hij los rond, hij is nog nooit eerder buiten de kooi geweest. Hij had misschien zelfs geen idee dat hij kon vliegen. Tja, dan zou ik ook schreeuwen als ik hem was, van blijdschap, van verbazing van mijn eigen lef.

Wij staan een beetje beduusd naar de conifeer te kijken waarin de parkiet tropisch blauw met geel mooi zit te zijn. Birgit roept hem, maar hij is niet tam en niet gewend aan aanvliegen op een vinger of hand. We overleggen, en uiteindelijk zetten we het deurtje van de kooi op een kiertje, in de hoop dat het mannetje op een gegeven moment de aandrang voelt om zijn kroost te gaan voeden en het vrouwtje niet ook de kuierlatten neemt. Aan het deurtje hebben we een touwtje gebonden, mocht hij de kooi ingaan dan kunnen we op afstand het deurtje dichttrekken.
Het eerste uur zit ik met het touwtje in mijn hand, Bir zet thee en we kletsen over het Afrika-festival dat ze dit weekend heeft bijgewoond. Opeens komt het mannetje aanvliegen, naar een boom die niet zo ver van het huisje staat, even zien we zijn blauwe veren schitteren tussen de takken, af en toe horen we hem roepen, maar verder gebeurt er niks. Het touwtje dat ik hoopvol tussen mijn handen had, knoop ik  aan de stoel. De thee is op en thuis wachten mijn honden om uitgelaten te worden, maar ik vind het sneu om mijn vriendin achter te laten met een parkiet-probleem. Birgit is echter niet voor een gat te vangen. Ze slaat haar armen om me heen en drukt een hele dikke kus op mijn wang, zwaait me uit. Birgit is bijzonder. Ze is mooi om naar te kijken en heeft een heel groot hart, veel vrienden en vriendinnen en een huis waar kinderen en honden welkom zijn. Ze komen er eten, logeren, wonen. Zo'n mens dus.

Thuisgekomen laat ik eerst even mijn honden een plas doen in de tuin, maar ik ga vlug het huis weer in omdat er duizenden bijen in de lucht hangen. Alles gonst en in het tegenlicht van het waterige zonnetje lijkt het of de lucht goud is van de duizenden bijenvleugeltjes. Straks zullen ze wel ergens op een kluit in een boom gaan hangen.
Eerst even Birgit bellen. 'NEE' roept ze in de telefoon zodra ze opneemt. De parkiet is nog niet naar huis gekomen. Hij vliegt vrolijk van boom naar boom, luid schreeuwend en zich totaal niet bekommerend om zijn hongerige kroost. Op de achtergrond hoor ik zijn opgewekte parkietentsjilp.
Ik stel voor dat Birgit dan zelf maar wat meelwormen moet fijnkauwen en aan haar jonkies moet voeren. Tja, zegt ze, en dan zeker direct in hun bekjes spugen?
Daarna bel ik zwager-imker Harrie, die wil de zwerm bijen die in mijn tuin rondhangen straks wel komen 'scheppen', mits ze niet in een te hoge boom zijn gaan hangen. Nee, ze hebben een mooi plekje uitgezocht, hartvormig hangen ze in een halfomgewaaid appelboompje.
Rond zeven uur stapt zwagerlief binnen, dan heeft hij al met een vegertje de klont bijen in een korf 'geveegd/geschept'. De korf staat onder de boom om alle bijen die nog in de rondte vliegen de gelegenheid te geven de nieuwe woning te betrekken. Dat doen ze dan ook, langzamerhand wordt het rustig rond de korf. Har 'pakt ze in'. De jute lap die onder de korf ligt wordt met een spijker vastgezet en dan gaat de korf, met een paar kilo bijen erin, de auto in. Onder de jutelap hoor ik de bijen hun ventilator aanzetten, een indrukwekkend geluid. De klep van de auto gaat dicht en ik zwaai mijn zwager uit.
Ik heb diepe eerbied voor de hobby van mijn zwager, dat imkeren, daar moet je lef voor hebben. En veel voor leren voordat je jezelf imker mag noemen.
Mijn gedachten gaan naar de parkiet, zou die al weer 'thuis' zijn? Ik sta nog op de weg, zie de auto van mijn zwager kleiner worden en denk: duizenden bijen, sneller gevangen dan één eigenwijs rotparkietje.











Geen opmerkingen:

Een reactie posten