donderdag 31 mei 2012

Vriendschap met een hond.


Zojuist lag ik na te denken over vriendschap, op mijn zij liggend samen met een hond. Davo. We lagen wat krap en hij zuchtte en steunde ongemakkelijk, stond weer op, draaide een rondje, en nog een rondje, en rolde zich toen zo comfortabel mogelijk op: met zijn rug deels tegen mijn opgetrokken benen, deels tegen de rugleuning van de bank, zijn snuit tussen zijn lange poten die hij opvouwde tegen en op de arm waarop mijn hoofd rustte. Zijn voorhoofd lag nu tegen mijn neus en mond. Ik ademde zijn niet-hondengeur van droog gras en stro in. Ieder haartje kon ik tellen, als ik uitademde trilde hij even met een oor maar opende zijn ogen niet meer. Met mijn vrije hand streelde ik zijn warme schedeltje. Kan je van een hond houden zoals van een vriend? Ik peinsde over de liefde en vriendschap tussen mens en mens, en mens en dier.

Onlangs las ik in een oude Happinez een artikel over vriendschap. Ik las het tussen neus en lippen door, zittend in een wachtkamer, tot ik de woorden zag die ik zelf altijd gebruik: 'de liefde die vriendschap heet', misschien niet met exact dezelfde woorden, maar het scheelde niet veel.

Het artikel begon met samenvattende woorden: 'vriendschap kent vele gezichten: van vage kennis tot diepste zielsverwant. Maar wat al deze soorten vrienden met elkaar delen: ze geven jou de kans om te groeien.' En even later: 'vriendschap is een zone zonder gevaar, omdat je elkaar accepteert zoals je bent'. Waarmee bedoelt wordt dat er geen gevaar van elkaar te duchten valt, dat je geen moreel oordeel over elkaar hebt, elkaar accepteert en liefhebt.

Volgens Aristoteles bestaan er drie niveau's van vriendschap. Het eerste niveau is dat van het nut: de handige vriendjes aan wie je iets hebt. Daar is niets mis mee, het zijn de mensen die je belt als je wat nodig hebt, hulp wil of wat gedaan wilt hebben. (Hier vallen ook de internetvrienden onder, stelde de Happinez.)
Op het tweede niveau komen de mensen met wie je een interesse deelt, samen muziek luisteren, naar de film, etc. Een kaartclubvriend, samen sporten of winkelen. De persoonlijke, emotionele band is in dit niveau wat sterker dan op het eerste niveau.
Er staat nog veel uitleg over dit niveau beschreven maar dit vond ik het interessantst: 'op dit niveau is de vriendschap min of meer afhankelijk van de wederzijdse beïnvloeding: als een van die vrienden zich opeens anders gaat gedragen kan de vriendschap kapot gaan. MAAR, als de vrienden de verschillen kunnen accepteren en toch om elkaar blijven geven kan de vriendschap overgaan naar een hoger stadium.'
Het hoogste niveau van vriendschap gaat volgens Aristoteles 'nergens om'. Natuurlijk kunnen deze contacten ook nuttig zijn en kunnen vaak aangenaam zijn, maar dat is niet de diepste kern. Die is niet in woorden uit te drukken. Je geeft om elkaar, gewoon omdat je om elkaar geeft. Zoals de Franse filosoof Montaigne zei over zijn beste vriend: omdat hij het was, omdat ik het was'. Kijk, dat is mooi omschreven. Ik ken dit niveau van vriendschap en terugkijkend op mijn leven kan ik zeggen dat deze vriendschappen zielsgeluk heeft gebracht.
Volgens Aristoteles heeft iemand die nooit zo'n soort vriendschap heeft ervaren, eigenlijk geen menselijk leven geleid.
Brengt me terug naar de hond. Mochten er mensen zijn die dit soort vriendschap niet kennen, neem een hond. Nee, het is niet hetzelfde, dat weet ik wel. Maar de vriendschap met een hond kan ook je persoonlijke groei als mens bevorderen en je karakter positief beïnvloeden. Dat zien we aan de geïnterneerden die dankzij het opvoeden van een hond een beter mens worden. Dus laten we er een nieuwe kreet voor verzinnen, zoals: 'omdat zij hond zijn, omdat wij soms hond willen zijn'.








maandag 28 mei 2012

Greyhounds herplaatsing in Amerika.



Al meer dan dertig jaar vangen Joyce en Tom McRorie greyhounds op, en daar genieten ze elke minuut van. Al vijftien jaar halen ze honden op in Tijuana, Mexico. De teller herplaatste honden staat bijna op 3.200. Het is wat stroef en zelfs moeilijk geweest, ze werden gewantrouwd door de Mexicanen, er zijn dingen geweest die ze verborgen wilden houden, maar de McRories bleven terugkomen en de relatie met de Mexicanen is nu prima. 
Bij de grenscontrole zijn ze inmiddels bekend, alleen als er een nieuwe beambte staat wordt er wel eens een hond uit de auto gehaald. De papieren van de honden moeten uiteraard wel in orde zijn. 
Joyce vertelt: een greyhound loopt eens in de veertien dagen op de baan. Ze worden een paar maal per dag uit hun kennel gehaald om te trainen of om naast de auto te lopen. Ze vragen wel eens als we de honden op komen halen: hoe lang duurt het voordat deze racemachines huishonden worden. Dan zegt Tom: van hier tot de grens.
Het is heel bijzonder dat honden die jarenlang zo'n vaste routine kennen (eten, rennen, in een kennel leven) zich direct overgeven aan een heel andere behandeling, zich laten nakijken, wassen, etc.  
We nemen de gewonde honden het eerst, maar ditmaal (filmpje, 21 honden) zijn alle honden oke. Spierbeschadigingen komen het meest voor. De honden worden in Amerika opgewacht door een groep mensen die de honden in bad doen, nakijken op ogen, tanden, rugblessures. Er wordt ook gekeken hoe ze reageren op kleine honden ('oke, het is klein, maar het ziet er uit als een hond en ruikt als een hond') en daarna ontmoeten ze een kat. Dat gaat meestal goed. Vroeger niet, toen waren zeven van de tien honden niet oke met katten maar dat kwam omdat ze de honden eerst met een kat lieten kennismaken.  
De honden zijn vriendelijk, volgens Joyce een teken dat ze niet slecht behandeld zijn. Ik weet, zegt ze, er gebeuren slechte dingen bij de tracks, ik ben niet voor de races, ik ben er niet tegen, maar als er geen windhondenraces zouden zijn zou dit soort hond uitsterven, en dat zou erg jammer zijn. 







zaterdag 26 mei 2012

Dakhaas Parel.


Midden in de nacht word ik wakker van gekrabbel op de pannen. Ik wacht tot het geluid verdwijnt, maar het verdwijnt niet. De contouren in de kamer zijn al zichtbaar, door het wijdopen dakraam zie ik de ochtend zich in een bijzonder fraai licht en transparant pruisisch blauw aankondigen. Rothko, denk ik onwillekeurig. Duizelig van de slaap sta ik op en steek mijn hoofd door het gat van het kantelraam. Links kijkend, rechts kijkend, naar boven naar de nokvorst. Niets te zien.
Denkend dat er misschien weer ruziënde duiven op het dak zaten ga ik weer op bed liggen. Dan hoor ik het weer, er glijdt en schuift wat over het dak. Weer kijk ik door het dakraam, maar ik zie alleen in de verte de lichten van de stad, ik verbaas me er over hoe licht het al is.



Dan hoor ik Parel schreeuwen, weer stap ik uit bed en ik loop naar de keuken - 4.04 duidt het klokje van de oven -  en doe de deur naar de tuin open, roep zachtjes Parel's naam. Niets. Dan hoor ik het kippenvel bezorgende geluid van nagels op steen en 'klont', boven mijn hoofd valt er iets op het platte dak van de aanbouw. Parel. Schreeuwend steekt ze haar kopje over de rand en kijkt naar beneden.
Ik loop naar binnen en pak de keukentrap, gelukkig is het een hele grote, maar zelfs als ik helemaal bovenop het hoogste plateautje sta kan ik niet bij Parel, die zich rekt en aan mijn handen snuffelt, maar wel zorgt dat ze niet te dichtbij komt.
Mijn handen trek ik terug en dan komt ze vlakbij de goot. Snel grijp ik haar in haar nekvel waarop ze zich plat op het dak gooit, grommend.

De laatste keer dat ik haar zo hoorde grommen hakte ze gelijk met een nagel een stukje uit mijn kin, net onder het zachte gedeelte van mijn lip. Jaja, een fraai oorlogslitteken hoor ik mijn vriendin Birgit zeggen, maar ik had het toch liever niet meegemaakt.

Het trapje wiebelt een beetje en met een hand hou ik me aan de goot vast, met de andere druk ik Parel misschien iets te stevig tegen het dak. Achter haar zie ik haar voetsporen over het dak lopen, natte kleine glimplekjes als afgewaaide bloesem in het water. Ik denk heel even aan schilderen, aan kleurencombinaties, maar wijt me dan weer aan mijn taak.
Ik wil mezelf blijven vasthouden, maar ik kan Parel niet met één hand zo aan haar nekvel optillen. Daar is ze te zwaar voor, dat doet haar zeer. De wijze raad van de oude mannen die ik ooit in het café in Bolnes ontmoette negerend (altijd één hand voor de baas gebruiken, één hand voor jezelf houden) laat ik de dakgoot los, haak mijn hand onder Parels buik en til haar op, een nog harder gromconcert veroorzakend.
Als ik haar optil en over de goot heen trek (ze slaat haar nagels in de bitumen dakbedekking maar ik trek door) gaat ze hard jammeren, slaat als ik haar over de dakrand trek haar poot uit en haakt zich nog net aan de rand van de goot vast, ze hangt nu in een spagaat tussen trap en goot, boven het gapende luchtledige waar ze zo bang voor is. Ik sta even besluiteloos, durf haar niet naar me toe te trekken omdat mijn gezicht op goothoogte is.

"Laat los meisje" zeg ik. En verdomd, ze laat los, onverwachts wat slap wordend in mijn handen. Dan zet ik haar op het plateautje, net naast mijn voeten en terwijl ze naar de grond springt/rent grijp ik me weer vast aan de goot. Even sta ik daar nog, goddank ongeschonden en opgelucht dat de missie volbracht is. Ik voel de koelte van de ochtend door mijn t-shirt, de wind strijkt aangenaam koel langs mijn blote benen. Onder mijn voeten de gladde koelte van nieuw aluminium. Dan ruk ik mezelf los uit het moment en zie onderaan de trap Jip naar me omhoog kijken, zie zijn ogen glanzen. Ik stap de trap af, trek de trap een beetje opzij maar laat hem buiten staan en ga de keuken weer in. De deur op slot doend, Jip naar zijn plaats sturend denk ik hoe fijn het is dat ik geen koeien hoef te gaan melken, geen geiten of kippen heb, maar dat ik gewoon naar binnen kan gaan, nog een paar uurtjes kan gaan slapen. Ditmaal met de deuren dicht zodat Parel niet weer door het dakraam kan ontsnappen.

Op het internet zie en lees ik diverse gevallen van katten die het dak op zijn gegaan. Soms is er heel wat meer nodig dan een uit de kluiten gewassen keukentrap.







vrijdag 25 mei 2012

Fietsen naar Marrie, dag 2.


We kletsten bij met Peet's moeder, want daar overnachtten we. Het was gezellig en het was goed om er weer te zijn. Tot laat zaten we met zijn drietjes op het balkon en keken naar de eerst geelgroene, later rose met blauw kleurende avondlucht. Het voelde voortdurend alsof het zou gaan onweren, het was ondanks de avond drukkend heet en windstil. Ramen en deuren stonden her en der bij de aangrenzende flats open. Af en toe scheurde beneden op het winkelplein een brommertje langs, of reed een auto met open ramen en dreunende beat bonkend voorbij. Langzaam werd het blauwe licht zichtbaar waarmee de brug over de IJssel wordt verlicht. In de verte zagen we vuurwerk dat in Krimpen aan de IJssel werd afgestoken. De naderende zomer werd zo te zien en voelen met open armen ontvangen. 
Ik douchte alle vermoeidheid van me af, had spijt dat ik mijn voeten en enkels niet had ingesmeerd tegen de zon en viel rond elven als een blok in slaap, niet gehinderd door de ook 's nachts altijd rondrijdende brommers. 

Peet moest 's morgens weer naar zijn werk, ik stapte weer op de fiets, richting brug. 
Rond tien uur kwam ik aan bij mijn vriendin, na over te zijn gevaren met een pont bij Krimpen aan de Lek, en na een klein fietstochtje van misschien 20 kilometer o.a. door Kinderdijk, Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht. Het was nog vroeg, mooi en stil rond de molens van Kinderdijk. Een enkele toerist, een verloren papiertje met routeaanduidingen. Een ruiter op een klein blond paardje klipklopte voor me uit, stopte en liet me langs gaan, groetend. Ganzen zaten in een grote groep met hun jongen op het fietspad. Spiegelend dik lijkend water, hier en daar rimpelend door een onderduikende fuut of wassende eend. Vroeger fietste ik hier regelmatig, maar ik had nog nooit gezien hoe bijzonder het hier is. 

De laatste foto's die ik maakte zijn van het stilstaande verkeer op de A27, de A2. Om drie uur haalde Peet me op. We laadden de fiets weer in en reden weg, nagezwaaid door Marrie die duidelijk genietend van het warme weer nog even in de zon stond.

Na twee uur waren we in Utrecht. Daar doe je normaal een half uurtje over. Bij Soesterberg zijn we van de weg afgegaan, want wat kan je beter doen als het verkeer vaststaat dan een biertje gaan drinken en wat gaan eten? Het liefst bij een café waar wat te horen en te zien is. Dure auto's, vreemde gesprekken waarbij ik gedeeltes van de gesprekken kon horen: van die zwartjoekels, nee, echt zo zwart als de nacht, drugs of misdaad geen idee, maar groepjes, in busjes geladen, uit geladen, ja, heeft leeggestaan, kom meedoen aanstaande zaterdag, die en die komen ook, nee echt, een mooi pak, past jou wel want wij hebben hetzelfde postuur (oudere man, bril type Lee Towers, loopt naar de snelle Mercedes die pal voor het terras geparkeerd staat) pas nou eens, nee, niet met je armen omhoog, dan past niks, kijk zo (jasje aantrekkend), als ik zo doe (armen omhoog) past het mij ook niet. Weet je wat dat pak heeft gekost? Als ik het zou zeggen zou je schrikken. Nou dan niet. Gerrit, doe nog eens een rondje, ook voor die jongens (wijzend naar iedereen behalve naar ons). 

Het bier was al bijna op toen de uitbater een bakje mayonaise op tafel zette met de opmerking: alsjeblieft, alvast het voorgerecht. Wij lachen beleefd, wetend dat hij dit waarschijnlijk al jaren zegt.  Wat later komt hij terug met de friet, de saté. Hij vraagt niet of we nog wat willen drinken, loopt terug terwijl hij zijn handen aan zijn met zweetplekjes versierde shirt afveegt. 
De mannen aan de tafeltjes staan af en toe op, komen met handen vol Amstel weer terug, tot een van hen (de Lee Towers bril) opstaat, ditmaal slechts één tapje haalt en het staand achter zijn stoel in een slok naar binnen gooit, "mannen" zegt, en in zijn auto stapt. De rest van de verspreid zittende groepjes valt even later ook uiteen  ('ik moet gaan eten/ik ga weer eens/ik zie je morgen'). Allemaal rijden ze weg in hun auto. 
En wij? Wij hielden het bij één biertje, aten onze saté, stapten na het uurtje rust weer in de auto die bloedheet geworden was, voegden ons even later in het drukke maar gestaag doorrijdende verkeer en waren om half negen thuis. 


























Op de fiets naar Marrie, 1e dag.

Daar sta je dan, tussen al dat geweld van het hedendaagse spitsverkeer. Net afgezet door vriend Peter, wachtend voor het stoplicht, in de stank van uitlaatgassen. Geen idee had ik hoe ik het zou vinden om te fietsen in deze streek (startpunt: Woerden. Richting Noorden en van Noorden weer naar beneden, Nieuwkoop, Bodegraven, Reeuwijk, Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle a/d IJssel). 
Het voelde raar om zo ver van huis opeens alleen te zijn, aangewezen te zijn op de fiets. Nou ja fiets, superfiets. 
22 graden was het op dat moment, het zou 32 graden worden.





In het kort: fluitekruid en veel water, monumenten, hazen die graasden, zwaluwen die door de lucht scheerden, eenden in stil donker water, ganzen met jongen, kwakende kikkers, vervallen kassen waarboven twee buizerds cirkelden, verzakte huizen, geluid van heien voor nieuwe woningen, continu vliegtuigen laag in de lucht, oude dorpjes, pompeuze nieuwe huizen en boten, strenge gereformeerde kerken, waslijnen met witte en bonte was, van hitte hijgende schapen en koeien (vaak zonder schaduw), onverwachtse stille paden door het groen, spelende carillons, knettervolle terrassen, een doelloos open staande brug, in hoog gras of struiken verscholen gaande routebordjes, aan forten denkende oude steenfabrieken, klepperende ooievaars die hun jongen voerden, ratelende landbouwmachines die gras omgooiden, in opblaasbootjes dobberende meisjes, zwemmende jongetjes, varende en fietsende en vaak groetende stellen, groetende wandelaars, lachende obers, kletsende oude mannetjes, en het allermooist: een zwaaiende oude mannen wandelclub (met zijn allen gezeten in de schaduw van de bomen, thermosflessen en boterhammen).