zondag 22 april 2012

Drenthe, dag 3.


Er werd regen verwacht (afgelopen week woensdag) en daar hadden we uiteraard niet veel zin in. We besloten een route te rijden rond Norg (waar we bivakkerden). Zou het gaan regenen dan konden we de route gemakkelijk afbreken en snel terug zijn in Norg, als het weer goed zou zijn konden we de route nog zo'n 10 kilometer uitbreiden.
Het werd een heerlijke dag, zonnig met af en toe wat sputtertjes regen of een paar korreltjes hagel van een bui die een eindje verderop wit uit de hemel kwam vallen. We waren rond half vier terug, het laatste stukje jakkerden we in hoog tempo voor de bui uit. Toch kon ik het niet nalaten om af en toe te stoppen, een foto te maken, te kijken naar het paarsgrijze donker dat in de lucht naderbij kwam. Het was weer zo verschrikkelijk mooi. Alles glansde, de weg, de felgroen uitlopende bomen en struiken, de weiden zo groen dat al mijn zintuigen jubelden, de bomen geheimzinnig grijzig tussen hemel en het felgroene of bruinig braakliggende land. Glooiende heuvels, reutelende waterloopjes, pinksterbloemen die teer maar veerkrachtig wiebelden in de straffe wind, en overal de wilde anemoontjes en soms bloeiende klaver. De zon wierp dan hier, dan daar haar gouden strepen over het land. Af en toe stopten we om de borden te lezen van natuurmonumenten of van het Drentse Landschap. Kwetsbare gebieden, lazen we.
Veel vogeltjes zagen we weer, voor een verbaasd pimpelmeesje moesten we zelfs remmen. In een weide zag ik een kraanvogel staan. Ik kan me niet herinneren er ooit eentje eerder te hebben gezien in Nederland, en zeker niet op de grond.

We ontmoetten ook weer veel leuke mensen. In een zonovergoten en erg prettig aanvoelend theehuisje tussen Donderen en Norg troffen we een groep bejaarde mensen die allemaal achter de koffie met een flinke punt gebak zaten. Met slagroom. Eerbied opwekkend grijze hoofden, iedereen een brilletje alwaar ze overheen, onderdoor, of juist doorheen keken. Hun stemmen vulden de ruimte, er werd gelachen, geplaagd, met schoteltjes over de tafel geschoven en de lepeltjes en vorkjes tinkelden tegen het porselein, een zondags familiegevoel in me losmakend. Ze zwaaiden vanuit hun hoek in de serre toen we weer vertrokken en riepen: goeie reis. In het Drents.

Onze lunch nuttigden we in Vries in de enige gelegenheid die open was, een cafetaria. Vreemd genoeg kon je uit diverse soorten broodjes kiezen, bijvoorbeeld Waldkornbroodjes/kaas, maar kroketten kon je alleen krijgen met een zacht wit broodje. Dat hoorde zo. Een combinatie van die twee was godsonmogelijk. De jongen achter de counter staarde me met grote vriendelijke bruine ogen aan toen ik aandrong op een Waldkornbroodje, en zijn lach leek welwillend, onthutsend wit met grote scheefstaande tanden, maar de zinnen die uit zijn mond rolden en die mijn bestelling herhaalden eindigden steevast met een 'nee, helaas'. Boter was er ook niet, alleen margarine. Blij kwam hij even later vertellen dat ik bofte, er lag bruin brood in de vriezer, zou hij de omelet met bruine boterhammen maken? De margarine zou hij weglaten.
Vier lillende zacht gebakken eieren lagen even later op drie fletse bruine supermarktboterhammen voor mijn neus. De koffie bleek lauw en liet ik staan.
Weer buiten had Peet moeite om zijn fiets, die tegen een paal van de snackbar stond, overeind te zetten. De paal bleek namelijk kort geleden geverfd en de fietstassen zaten als met superlijn vastgekleefd. Het geluid van het lostrekken leek nog het meest op het lostrekken van klittenband. Ik heb de uitbater er even bijgehaald, want de fietstas is nu gehuld in landmacht-camouflagegroen en hij was luchtmachtgrijs. Een verzekeringsgevalletje, want er stond geen waarschuwing dat er geverfd was.

Bij Huis Ter Heide werden we aangesproken door een voormalige boer. Ik maakte een foto van de enorme stapel stenen op het erf waarachter zijn schuur stond die gedekt was met roestige platen. Hij kwam direct aanlopen, wilde wel eens weten waar die fietsen van ons gemaakt werden, en hoe lang de accu meeging. De boer bleek een trotse pensionado die niet binnen kon zitten. Zijn rode hoofd boven zijn groene overall bewees dat hij veel buiten was. Naast ons lag een door hem samengesteld hunebed, uit zijn eigen grond ooit opgegraven, maar dat hunebed ging hij verplaatsen want hij ging een ander huis bouwen - hij wees - 'daar en dan komen die stenen daar'. Hij draaide zich om en wees naar de andere kant, hij had in de voormalige schuur thans een galerie, zijn dochter (edelsmid, opgeleid in Schoonhoven) gooide de deur 'los' op zondagen. We waren welkom om eens te komen kijken.
We beloofden om dat een keer te komen doen.



















Geen opmerkingen:

Een reactie posten