dinsdag 29 november 2011

Brekelsveld.


Wat hou ik veel van de ochtenden. Als je wakker wordt ben je heerlijk warm, dichter bij het baarmoedergevoel kan je volgens mij niet zijn, of ja, in een bad natuurlijk. Of niet? Het hangt erom. Maar goed, die ochtenden. Je bent warm, en je geest is nog niet helemaal in je lichaam, je dwaalt. Je voetstappen hebben geen indrukken achtergelaten, maar je dromen wel. Even was je weer kind, zag je mensen die al lang geleden uit je leven verdwenen zijn, of kort geleden, en eens was ik zelfs moeder wat ik in het echte leven niet ben. Vaak ben ik in mijn dromen op weg naar iets, en moet ik mijn spullen inpakken voor de reis. Vanmorgen niet, ik hoefde nergens heen behalve naar school. Weer wakker dwaalde ik in gedachten terug naar die ochtend in februari, ondertussen mijn ontbijt klaarmakend, thee zettend.

Ik liep op het Brekelsveld in Rotterdam, 1963. School moest nog beginnen, ik zat in de vierde klas maar had geen haast om naar school te gaan omdat ik niet veel band had met de andere kinderen. Midden in de vierde klas was ik op deze school geplaatst, vanwege onze verhuizing. Er was een meisje dat me herhaaldelijk opzocht, maar dat was om te vechten, Bella Kalkman, altijd probeerde ze mijn armen uit de kom te draaien. Het hield op nadat ik haar eens goed heb gebeten. Een ander meisje wilde wel vriendin met me zijn, Marjan.
Vaak vergat ik van alles waardoor de band met de anderen nog losser werd. Mijn zwemspullen vergat ik bijvoorbeeld regelmatig zodat ik me achter de flats moest verstoppen om te wachten totdat de bus naar het zwembad vertrok. Nooit een zwemdiploma gehaald.
Die ochtend liep ik alleen naar school en wilde nog wat lekkers kopen bij het winkeltje dat op een steenworp afstand van school zat.

'Een vrouw alleen', een weduwe met drie zoontjes, runde dat winkeltje. Niet dat ik haar goed kende, want als ik er naar binnen liep had ik wel andere dingen aan mijn hoofd, zag ik in gedachten alleen maar de duimdrop en de dropmunten voor ogen, er moesten beslissingen genomen worden hoe ik mijn geld zou uitgeven. Dus ik deed de deur open, en het winkeltje, tot aan het plafond volgestapeld met spullen (in mijn herinnering) sprong je tegemoet met geuren van kranten, tabak en snoep. Je ogen gingen naar de bakken waarin het snoep was uitgestald, je koos en betaalde en amper nam je de vrouw waar die je had geholpen. Het was een oude vrouw, ze was misschien wel veertig jaar oud, of zestig, of honderd? Wie zou het zeggen, ze was een moeder, dus oud, net als mijn eigen moeder en ik was pas elf.

Die ochtend was het winkeltje dicht. De ramen waren afgeplakt, gewoon met kranten geloof ik.  Een ventje fluisterde wat in mijn oor, maar ik kon wat hij zei niet geloven en liep door naar school.