dinsdag 16 augustus 2011

Samen sterk.



We wandelden samen in het bos, mijn vriend en ik, vorige week. Het was nat en een beetje somber, er kwam fijne regen uit de hemel vallen, maar zo fijn dat je het bijna niet merkte. Een gereformeerd regentje noemden we dat vroeger: je merkt het amper, maar je wordt uiteindelijk toch drijfnat.
Davo lijkt vaak wat moe, dus die liep bij ons, zijn snuitje in mijn knieholte. Jip liep met grappige hoge pootbewegingen door het natte lange gras, zijn snuit telkens in de muizengaten stekend, even gravend, dan weer wegspringend. Blij.
Opeens schrokken we alle vier van een wat spookachtig geluid, een uil? op klaarlichte dag?
We haalden onze schouders op, liepen verder, maar er volgde een andere, schorre schreeuw, die ergens uit het bos rechts van ons leek te komen. Kippevel. Uiteraard keken we in de richting van het geluid, en wat zagen we? In het donker onder de bomen stonden twee grote kraanvogels, grijs, met gekroonde hoofden. Je kon het bijna niet zien, maar ze zaten in een enorme kooi, die gelijk een tuin afgrensde van het water en het wandelgebied. Erachter zagen we nog net een dak van een boerderij. In de kooi stonden bomen waarin we ook nog grote uilen knipogend zagen zitten. Maar vooral de aanwezigheid van de kraanvogels verbaasde ons. We stonden even naar die exotische dieren te kijken die met felle ogen terugkeken, heen en weer stapten met geagiteerde lange benen, krassend schreeuwend om het onraad, wij.
Waarom wil iemand in vredesnaam dit soort dieren houden als huisdier? Waren het dieren die om de een of andere reden niet meer terugkonden naar de natuur?
We liepen verder, de stilte af en toe verscheurd door de vogels die ons nariepen. Het deed iets met de donkerte en natheid van de dag, het voelde alsof we in een ver-weg-land in de jungle liepen.

Geïnspireerd door die vreemde sfeer sloeg mijn verbeelding op hol en ik stond stil, draaide me om naar mijn vriend en keek hem strak aan, mijn ogen iets dichtgeknepen om de spanning te verhogen: "stel je voor, we staan hier in die vreemde stilte, in dat donkere bos, we lopen verder maar horen achter ons een naderend gerommel. We denken aan onweer, kijken naar boven en zien dat ook de honden dat doen, dat hun haren overeind staan. We zien de lucht die bijna zwart is geworden, maar voelen dan dat ook de aarde onder onze voeten begint te trillen. De bladeren van de bomen ritselen, het geluid zwelt aan en we weten: er is iets aan de hand wat ons verstand te boven gaat. Ik word kalm, ik besef dat de tijd is aangebroken. Ik draai me om naar je, en zeg: "volg me, het is tijd". Wat zou je denken, doen?".
Hij heeft terwijl ik stond te praten aandachtig en met grote ogen staan luisteren, zegt nu: 'ik zou met je meegaan, ik zou je overal volgen', slaat vervolgens zijn armen om me heen.

Lief he? Goddank gebeuren dit soort dingen voor ons alleen maar in de film, bleef de hemel en aarde rustig tijdens de rest van de wandeling. We boffen maar dat we leven in dit tsunami-vrije, aardbeving-loze landje. Een regenachtige zomer, nou en.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten