dinsdag 23 januari 2024

Een twaalfjarige verzets-koerier: Mimi.

De telefoon gaat over, een keer, twee keer, en dan wordt er opgenomen. Blij roept ze: "Haaaaaa Tineke .... " en ik lach om die zo bekende stem en dat enthousiasme waarmee ze ook altijd mijn vader (haar broer) begroette, en zeg: goeiemorgen!! Ze antwoordt: "Het is zeker een goeie morgen, de zon schijnt, ik kan veel meer zien als het zo licht is .....de hulp is koffie aan het maken ..... ".

Het lijkt of ze vergeten is dat ik haar pas gebeld heb, maar dat doet er niet toe, ze weet in ieder geval dat mijn zwager haar kort geleden gebeld heeft, en dat ze een gesprek over de oorlog kregen en dat ze ook mij hierover wilde spreken. Tante Mimi (Miem) vind het fijn dat ik e.e.a. opschrijf over haar verleden, of dat van de familie. Bij deze. 

Ditmaal wil ze iets kwijt over iets wat ze deed voor het verzet in de oorlog. Ze was heel jong, rond de twaalf jaar en deed alleen "een boodschap", naar haar oudere zus en zwager, welke actief waren in het verzet.  Deze oudere zus heette Dina Schriek, getrouwd met Henk Ignatius in of net voor de oorlog. Later woonden Dina en Henk in Vlaardingen, in de Soendalaan, maar waar Miem nu over vertelt, dat eerste woonadres van Dina en Henk, daar heb ik nog nooit over gehoord. Kortom, dit vertelde Miem mij vandaag:

Miem haar moeder, mijn oma Schriek, had veel kinderen (9), en er moest bijverdiend worden, altijd. Voor de oorlog werkte ze in de brandweerkazerne op de Heijplaat, schoonmaken en koken samen met een vrouwelijke collega. De oorlog brak uit en de Duitsers kwamen al snel de kazerne in, joegen alle mannen eruit, maar toen de dames hun jassen pakten mochten deze niet weg. Schoonmaken, koken voor de Duitsers! Mijn oma bleef er daardoor werken, werd zelfs bevriend met een aardige Duitser, Lutz, die haar hielp, eten meegaf en zelf wat informatie doorspeelde nu en dan, informatie die mensenlevens kon redden. Tante Miem aarzelt terwijl ze alles vertelt, ze herinnert zich zijn naam, hij kwam uit de Elzas, was gedwongen het leger in te gaan. Miem denkt na, zegt dan: ... Lotheringen, Richard Raymond Lutz .... Hinkel? Aarzelt Miem .... "Frans" hoor ik Miem nog zeggen?, maar in ieder geval Lutz werd hij genoemd! 

Oma hoorde doordat ze zo tussen de Duitsers liep te dweilen en boenen nog wel eens wat. Een van de dochtertjes die nog thuis woonde in die tijd (Miem, circa 12 jaar oud) werd ingeschakeld als oma belangrijke informatie had gehoord, razzia's, dingen die overgebriefd moesten worden aan het verzet. Degene die te vertrouwen was was haar eigen schoonzoon: Henk Ignatius. Miem moest er naar toe, direct nadat ze de adressen en data die haar moeder haar vertelde uit haar hoofd had geleerd. Het was wel een dik uur lopen, bovendien een nare kale lange weg, vanaf de Utenhagestraat, richting Waalhaven, weinig mensen op straat behalve wat soldaten, ook NSB-ers die je aan konden spreken .... ze vond het spannend. Bij haar zus aangekomen vertelde ze haar boodschap. en kreeg ze een boterham, en omdat het eten toen schaars was was dat haar erg goed bijgebleven: dat die boterham zo lekker was. Maar ook wist ze nog hoe naar ze het vond om ook weer een uur alleen terug te moeten lopen. Miem vertelt nog het een en ander, over onderduikers, razzia's, en hopend dat ook haar "boodschappen" mensenlevens had gered. 

Snippers herinneringen uit een ver verleden. En Miem is nu hoogbejaard, en merkt dat haar geheugen haar nu en dan in de steek gaat laten. Waarmee straks ook het laatste verhaal uit is. 

Ik denk aan het schilderij dat hier in de gang hangt, van mijn oma geweest, en ik heb het via Miem gekregen, inclusief het verhaal dat er bij hoort. Het heeft een link met dit gedwongen werken voor de Duitsers en verhaalt over gestolen aardappelen, de aardige Lutz, en over een oude buurman die niets te eten had ..... ook een snippertje uit een naar stuk verleden, maar daar heb ik vast al over geschreven. 




maandag 1 januari 2024

Oud en nieuw, toen vuurwerk nog leuk was.

1 januari 2024. Er is net weer een jaar afgesloten, 2023 is voorgoed voorbij. Time flies. De afgelopen dagen maakten, zoals altijd rond kerst en oud en nieuw, herinneringen los. Herinneringen aan tijden toen ik nog geen hekel aan vuurwerk had. 

Oud en nieuw was toen ik kind was zo feestelijk en spannend. Het had met heel veel oliebollen te maken, maar ook met laat opblijven, met de kerstboom die, vrijwel al naald-loos, boven uit het raam van ons huis aan de Katendrechtse Lagedijk werd gekieperd om daar op de stoep in de fik te worden gestoken. Mijn vader propte kranten tussen de kale takken, stak hem aan, maar de boom brandde zelden. Wel de kranten, snel en gulzig, niet de boom. Mijn zusjes stonden erbij, mochten wél mee naar buiten. Ik, altijd ziek met de feestdagen, keek vanaf de tweede verdieping, staand op de brede vensterbank, voorhoofd tegen het koude glas, handen om mijn ogen om zoveel mogelijk weerspiegeling vanuit de kamer te verminderen, alles buiten goed te zien. Ik zag dan lucifers uitgewaaid worden, of vuur even oplichten, af en toe mijn vaders gezicht oplichten als hij aan zijn sigaret trok, mijn zusjes als vage schaduwen. Dat was het. Hier en daar werd een rotje afgestoken in de straat. Het beste en indrukwekkendst was altijd de tot in de hemel roepende misthoorns van de misschien wel honderd (of meer) rijnaken die in de Maashaven lagen. Rij aan rij, verbonden met touwen en loopplanken, maar vooral verenigd in het geluid van hun misthoorns. In mijn geheugen zijn het plaatjes geworden, Anton Pieck-achtige taferelen uit mijn jeugd, maar altijd met geur en geluid. 

We verhuisden toen ik een jaar of 10 was. Midden in de vierde klas ging ik naar een andere school, maar dat hinderde verder niet, ik voegde me snel. Openbare school aan de ....veld (naast het Brekelsveld waar het ergste drama plaatsvond dat ik ooit dichtbij meemaakte: de vrouw van de sigarenwinkel en haar zoontje werden vermoord. Ik dwaal even af, het was ook niet niks, heel Zuidwijk stond op zijn kop, politie zocht tussen de bosjes langs ons flat naar een vermiste portemonnee, daar waar ik altijd de gevallen knijpers zocht voor mijn moeder). Goed, terug naar mijn klaslokaal, groep zes zouden ze dat tegenwoordig noemen. De leraar wreef continu over zijn gulp, waardoor een vettige vlek was verschenen op zijn grijze broek, waar slechts één meisje uiteindelijk haar moeder over inlichtte. Dat werd een relletje. Dat meisje heette Lia Weeda. Bijna alle namen van de kinderen uit mijn klas ben ik vergeten (Victor Meertens, Marjan van Waardenberg zijn de enige twee andere). 

In deze tijd woonden we verder van de havens af, want was in Zuidwijk, Maar als we met oud en nieuw naar buiten gingen hoorden we het: de schepen toeterden. Verder gaan mijn herinneringen daar niet, niet qua oud en nieuw althans. 

Midden in de zesde klas verhuisden we weer. Mijn moeder deed er alles aan om een betere huurwoning te krijgen, via woningruil, waarvoor ze vele advertenties zette. Mijn tante Jo kwam in ons huis aan de Lakerveld (58) wonen, en de mevrouw die op de Akselsekreek 42 woonde ging in mijn tantes huis wonen (ergens richting Utenhagestraat), en wij dus naar de Akselsekreek. Daar hoorden we het gejuich vanuit het Feijenoordstadion, het gejuich vanaf de sportvelden uit Sportdorp, en het gezellige geluid van de treinen op de lijn die de wijk Lombardijen en Kreekhuizen scheidde, maar we hoorden ook nog steeds de schepen met oud en nieuw, al was het geluid veel zachter. 

Elf jaar was ik toen ik er kwam wonen, en ik zou er blijven tot mijn 19e. Oud en nieuw werd ieder jaar wilder. Ten eerste mocht ik vanaf mijn 15e? met oud en nieuw gaan en staan waar ik wilde. Ik liep door de straten met vriendjes tot het 12 uur werd (zelfde vriendjes waar ik op die leeftijd kattenkwaad mee uithaalde, mee voetbalde of zoende, net hoe het uitkwam). Ik was gecharmeerd van een bepaalde vrijheid, wildheid zelfs, denk ik nu. De vriendjes hadden wat rotjes, gewoon in hun zakken, maar van een formaat waar ze tegenwoordig om lachen. Af en toe staken we een rotje af, keken naar het altijd teleurstellende knalletje, wachtende op het grote moment: 12 uur. Voor dat "grote moment" moesten we in de buurt zijn van de beste vriend van mijn vader. Deze was van oorsprong chinees, en heette Au. Hij had een stevige blonde echtgenote, vijf prachtige zoontjes, waarvan de jongste twee vriendjes waren van mijn broertje. In hun huis (in de hal volgens mij) stond al een tijd van tevoren een enorme kist met vuurwerk klaar. Het gevaar hiervan was onbekend, of werd onderschat, ik weet het niet. 

Feit is dat ik, wij, vooral bij dit huis in de buurt wilden zijn als het twaalf uur werd. Soms gebeurde er iets dat minder leuk was. Ik denk dat ik rond een jaar of 14, misschien 15 was toen we met zijn allen al stonden te wachten op het kruispunt dichtbij mijnheer Au's huis. Vanaf de lantarenpaal hees hij altijd een enorme sliert rood vuurwerk op, daar hoopten we ook dit jaar op. Helaas kwam er iemand in een auto aanrijden die waarschijnlijk blind was, of dronken, take your pick, want hij reed gewoon knal ons groepje in. Het kostte mijn vriendje van dat moment zijn voortanden (John Alfenaar, of Alphenaar?), die opgeraapt werden, en tanden en Johnny werden naar het ziekenhuis gebracht. Op dat moment had ik een soort van verkering met hem, maar de eerste de beste keer dat ik hem weer zag maakt hij de verkering uit. Niet dat dat erg boeide, want verkering was eigenlijk alleen maar nu en dan wat leren zoenen in de kelders van een van de flats bij het winkelcentrum in de buurt. 

Mijn oudste zus trouwde toen ik 14 was, ging in de Seringenstraat (8b) wonen. Mijn opa en oma hadden in dat huis gewoond. (Dood. Is een verhaal op zich, die opa en oma. Lieve mensen, laat ik dat wel zeggen) Deze zus was doodsbang voor vuurwerk, ook vanwege het gebeuren dat mijn moeder vaak vertelde: lang geleden, ik vier of vijf, ma en ik samen richting de Gaesbeekstraat, gooiden jongens een rotje naar ons. Het ontplofte tegen mama's hand, dezelfde hand waarin zij mijn handje vasthield. Nogmaals: de rotjes waren niet van het formaat van tegenwoordig, dus bleef bij een lichte brandwond. 

Ook: oud en nieuw 1971? 1972? lopend door de straten in het centrum van Rotterdam, waar mijn oudste zus en zwager wat later waren gaan wonen, ik circa 18, gooide iemand vuurwerk uit een raam, wat terecht kwam in mijn haar. Dat leverde een behoorlijk gat in mijn toen lange haar op. In diezelfde buurt waren de rellen niet van de lucht, kerstbomenoorlogen, politie, branden, was al niet echt een leuke oud en nieuw meer. Mijn zus, verstandiger dan ik, was en bleef dan ook de rest van haar leven altijd binnen met oud en nieuw. Ik waag me altijd nog even buiten, zelfs nu, nu ik een dikke hekel aan vuurwerk heb gekregen. Niet omdat ik het buiten zijn mis, ik wil zeker weten dat er geen brand ergens ontstaat in dakgoot of schuur. 

Het dak is dus "een dingetje" dat ik in de gaten hou en niet voor niets. Restanten van vuurpijlen in de dakgoot doen me denken aan een oud en nieuw in Leiden. Ik rond de 38 jaar oud, en als van ouds bronchitis, dus bleef binnen bij mijn vriendin die zo lief was geweest mij uit te nodigen. Weer stond ik met mijn neus tegen het koude raam toen het twaalf uur werd, keek verlangend naar buiten waar groepjes jonge mensen zingend en lachend door de straten liepen. Het zag er gezellig uit. Vriend Peter had wat vuurpijlen, stond inmiddels buiten om ze af te steken, en ik zag even zijn gezicht oplichten toen hij aan zijn sigaret trok. Het ging niet zoals verwacht, hij schoot een vuurpijl in de markies (ouderwetse zonwering), één hoog, bij de overburen, waar al gauw een vuurtje zich verspreidde. Vriendin en ik werden zenuwachtig, wisten dat er daar niemand thuis was, maar wat te doen? Ik belde brandweer: te druk. Peet kwam trap oprennen, vroeg om een pannetje met water, maar de armzwaai met het pannetje leidde tot niets. Een buurman rolde een tuinslang uit, maar omdat de zonwering zo hoog zat haalde het dunne straaltje het bij lange niet. Er werd een trapje gehaald, en uit de inmiddels verzamelde groep studenten kwam de langste naar voren, ging op het trapje staan en hij richtte het dunne straaltje op de vlammen. De vlammen doofden, de student hief zijn armen naar de hemel, brulde een overwinningskreet, en werd onder luid gejuich van het groepje van de trap getrokken. Nog lang bleef de verkoolde zonwering aan de overkant ons herinneren aan dat voorval, omdat de eigenaar van het pand het niet belangrijk genoeg vond om de markies te laten vervangen.  

Nu, inmiddels oud, weet ik dat ik deze gebeurtenissen al vaak heb verteld, of opgeschreven. Maar waarom ik het weer opschrijf is omdat ik verbijsterd ben door het contrast tussen toen en het hedendaagse vuurwerkgebruik. Niemand loopt meer op straat, het is niet veilig. Geen handen schudden, wat drinken, eten, verder gaan, nu en dan ergens een rotje horen. Nee. De knallen lijken nu op oorlog, en het duurt dagenlang. Illegaal en legaal vuurwerk is zwaarder dan ooit. Carbidschieten zeker. Rammelende ramen, schuddende huizen, doodsbange dieren in een ontregelde natuur en doodsbange huisdieren. Ernstige luchtvervuiling, uitgebrande auto's, geweld tegen hulpverleners,  en nogmaals: doodsbange dieren. Vogels blijven rondvliegen, ook s nachts. Reeën blijven rusteloos rondlopen, steken in paniek wegen over. 

Laten we eerlijk zijn, is het vuurwerk de doden en gewonden waard? Ik zou de traditie terug willen dat je naar je buren gaat, handen schudt en iedereen een gezond nieuw jaar wenst, zoent, en een glaasje drinkt. Tenminste, als je niet binnen moet blijven omdat je bronchitis hebt, met je voorhoofd tegen het koude raam staat, alleen maar kan kijken naar de gezellige drukte buiten. Want dat is overmacht. De rest, een gezelliger oud en nieuw, is echt te regelen. 

Happy happy happy new year!