zondag 14 april 2024

Smalle wegen

Gisteren. Mooi weer, bijna te warm om met de honden te gaan wandelen. Maar ik heb mijn rug weer bezeerd met werken in de tuin en wandelen is, samen met yoga en tai chi, voor mij een prima remedie om te ontspannen, mijn onderrug weer uit de kramp te krijgen, beetje sterk te houden. 

Hondjes in de camper, water, thermos, en ik reed richting Gieten. Al bij de eerste rotonde sloeg ik een andere richting in, en wandelde een half uur later in de omgeving van Ter Apel, bij het prachtige klooster dat in een mooi wandelgebied staat. Hier heeft de Ruiten-Aa weer zijn meanderende vorm gekregen, liggen stapstenen door het snel stromende water, liggen jonge bossen tegen heel oude aan. Hier liep ik ook graag met mijn sterke Jip, die altijd het water inging. 

Na de wandeling zat ik op een grote parkeerplaats in de camper thee te drinken, dacht na over hoe vaak ik hier met de hele familie gelopen had. Met andere honden, in een voorbij gegane tijd. Nu met mijn bijvangst Yana, een klein pittig podencootje (bijna 12) dat continu vertedert, de timide beschadigde Savannah die thuis een blij ei is, maar tijdens wandelingen bang is om vergeten of verhandeld te worden, en de hond die ik nu het langst heb: Tommy, mijn graatmagere prachtige zwarte galgo met een spierwit masker. Alleen ben ik nu, en met andere honden, maar de vogels floten nog net als toen, bomen waren nog net zo mooi maar nu in helder lentegroen, alles is er prachtig, en via het smalle toegangsweggetje kwam nu en dan een auto rijden met gasten die naar het naastgelegen restaurant wilden.  

Toen ik op dat smalle weggetje weer wegreed zag ik links in de berm mensen staan die problemen hadden. Een man werd ondersteund door een vrouw, beide oud, wankelend. Het leek of ze over wilden steken naar hun auto die aan de overkant op een passeerplek stond, maar op de een of andere manier .... er was iets raars, kwamen ze niet over de ijzeren buis, die, slechts een twintig cm hoog, de berm beschermde? Ik stopte een paar meter voor hen, zodat ik niet pal langs hen hoefde te rijden. De vrouw knikte naar me, besefte dat ik wachtte tot ze zouden oversteken. Nu kwam nog een (SUV) auto van de andere kant aan rijden, die wel probeerde door te rijden, pal naast de twee mensen ging staan, bestuurster deed haar armen omhoog naar mij: ze kon er niet door. Tja. De camper is niet de grootste, maar wel een busje van formaat, bovendien spierwit en hoog, niet iets om over het hoofd te zien. De bestuurster had echter geen oog voor de situatie, was het weggetje ingereden, wilde voorbij, dus wat nu? Omdat ik een paar meter voor de oude mensen was gestopt had ik ook wat manoeuvreer-ruimte, dus ik propte de camper wat schuin nog net achter de geparkeerde auto. 

Ze kon er net langs, nogmaals een keer naar mij de armen omhoog gooiend, de mensen op het terras van het restaurant (aan het eind van het weggetje, zonnebrillen, witte overhemden) zaten vast op haar te wachten 😒. Ik had inmiddels mijn raam open gedaan, vroeg aan de mensen in de berm: wilt u hulp? Een wanhopige blik en een knik van de vrouw, die probeerde haar man overeind te houden. Ik stapte uit, de man greep al naar mijn uitgestoken hand en ik trok hem "in de arm". Maar om bij de auto te komen moest hij die ijzeren buis overstappen, dat hekje dat de berm beschermt, en hij kon zijn benen die twintig centimeter? misschien vijfentwintig?, nou kortom, hij kon zijn voeten niet zo hoog optillen. Nu, nu de man tussen ons beiden in stond, bukte de vrouw en trok aan zijn broek zijn voeten een voor een over die ijzeren buis. Hij maakte een geluid dat ergens uit de diepte kwam, was het pijn? vermoeidheid? onmacht? (Als mijn hond zo'n geluid maakte zou ik naar de dierenarts hollen). Terwijl we naar hun auto schuifelden voelde ik zijn oude hand in de mijne: groot, maar dik en zacht, de mannelijkheid was er al een tijdje uit. Alles trilde aan hem, benen, armen. Hij droeg een zonnebril, een hoed, hij mocht vast geen zon op zijn huid. O wat fijn om gezond te zijn, te kunnen helpen, gewoon te kunnen lopen, dacht ik nadat hij mij losliet, hij zich beetgreep aan de auto. Ze bedankten mij, ("graag gedaan") en ik stapte weer in de camper, reed een klein stukje achteruit en kon toen langs hen rijden. Een zwaai van een hand, en verder maar weer. 

Nogmaals, het is geen kleine bus, en het weggetje is smal. Desondanks reed er weer een auto het weggetje in, waarop ik direct met mijn lichten seinde. Hij reed door. Stopte pontificaal voor me. Nu deed ik mijn armen omhoog, want: waarom deed hij dit? waarom wachtte hij niet even op het hoekje? Hij reed toch achteruit, maar reed niet helemaal naar het hoekje, maakte het mij zo moeilijk mogelijk om langs hem te gaan. Ik stopte, deed mijn raam omlaag, en ik zei: dank je wel, het is een erg smal weggetje niet? In de auto zat een jonge man, wat dikkig, en met een heel boos gezicht en hij zei niks. Dus ik zei: wat, ben je nou boos? Terwijl ik eigenlijk wilde zeggen: slim ben je niet he? Hij snauwde: doorrijden! "Jezus, wat ben jij een eikel" wilde ik zeggen, maar ik zei alleen maar: "Jezus"! Dacht: dat is nou de generatie waar iedereen het over heeft, alles moet direct en zonder enige moeite, geen tijd, zelfs niet op een zonnige lentedag. Maar goed, dat dacht ik alleen maar, ik weet niks.  En mijn rug, mwah, die was ik vergeten zodra ik de camper uitsprong om die mensen te helpen. 

zaterdag 3 februari 2024

Raymond Eijeriks, goede buren, oliebollen.

Ze vroegen ons gisteren of we kwamen eten, de "buren" die eigenlijk geen buren zijn maar even verderop wonen. Ook zij hebben honden, eten vegetarisch, en verbouwen een huis. Dat schept een band, vooral de hondjes en de liefde voor dieren. 

We kwamen er rond vijf. Het huis is erg gezellig, alles rook naar eten, honden kwispelden, de houtkachel brandde, en de wijn werd ingeschonken. Ondertussen praatten we wat we zo de afgelopen weken hadden meegemaakt. Verbouwing, werk, last van bladblazers en hardrijders, hun kinderen. Ik sprak niet over familie, want het zijn moeilijke dagen en ik schoot al vol toen ik, lopend naar het huis van de buren, wat Oekraïners tegen kwam: op hun gezichten zorg en leed, maar vriendelijk groetend, wat me ineens finaal emotioneel vloerde. 

Bij de buren werkten de blije staarten van de honden en de omhelzende armen van de buren vrijwel direct alle sombere gedachten de deur uit. Ik dronk wel iets meer dan normaal, en at de heerlijke maaltijd. Het toetje blies me helemaal omver: Eton Mess! Luchtig, fruit, knapperige koekjes erin, heeeeerrrrlijk. Ik voelde me in alle opzichten verwend, maar toen zette "de buurvrouw" ook nog een heerlijke koffie en een schaal met oliebollen op tafel! En dat op 3 februari! Ze was er speciaal voor naar Duitsland gereden, waar de Aldi ze verkoopt. Ze had onthouden dat ik had verteld dat oud en nieuw voor mij niet echt was, het oude jaar niet was afgesloten, als ik geen oliebollen had gegeten. Dat was dit jaar zo. Omstandigheden: mijn zus opeens het ziekenhuis in, geen kerstviering met de familie, een teruggetrokken oud en nieuw vanwege bange huisdieren, geen oliebollen bij zus en zwager gegeten. Ook de buren hadden zich tegen het vuurwerk moeten verschansen met hun bange huisdieren, dus we begrepen elkaar volkomen. 

Nu maakten onze buren dit missen van oud en nieuw in een klap goed. Bovendien vertelden ze dat ze deze week kwamen helpen met onze verbouwing. Kortom, ik ging in een meer dan dankbare stemming naar huis. 

En toen werd het ochtend. 4 februari. De geboortedag van Raymond. 

Zondag 4 februari 2024. 

Er vallen zonnestralen door het dikke wolkendek: Ray. Licht. Zon. Raymond. Hij zou jarig zijn vandaag, we zouden hem plagen, vragen wanneer we hem weer zouden zien. Hij zou vast bij zijn vriendin zijn, iets leuks doen voor zijn verjaardag …..Maar we zien hem niet meer, tenminste, wel in de zonnestralen, maar niet lijfelijk. 

Ik herinner me zijn kleine lijfje, toen ik hem voor het eerst vasthield. Zo klein, en met een dik oogje waar ik me zorgen over maakte. ‘Nee, niks aan de hand’ zei m’n zus: ‘heeft een beetje klem gezeten bij de bevalling, trekt met een paar dagen weg’. 

Op dat moment voelde ik dat ik niet geschapen was voor het moederschap, de liefde deed te zeer, kijkend naar dit zo kwetsbare wezentje. Het was waar, het dikke oogje was binnen no-time weer oke, en Raymond groeide op tot een blije kleuter, jongetje, met de mooiste ogen van de wereld. Natuurlijk kon hij ook een klein monstertje zijn, je uitproberen, vaak terwijl hij je aankeek, alsof hij direct het effect wilde zien. Hij groeide op tot een prachtig mens, in alle opzichten. Uiteraard kende ook hij zijn moeilijke momenten. Maar wie kent dat niet? Hij dealde er mee. Hij was nieuwsgierig, onderzoekend, sociaal, slim en hij had een ontwapenend gevoel voor humor. Als Ray je aankeek, dan keek hij naar binnen, vroeg naar je, zoals ook zijn vader altijd deed. Een betere naam kon hij niet hebben, maar dat wist ik nog niet, toen, toen ik dat kleine mannetje, het tweede kindje van Hennie, voor het eerst mocht vasthouden. 



dinsdag 23 januari 2024

Een twaalfjarige verzets-koerier: Mimi.

De telefoon gaat over, een keer, twee keer, en dan wordt er opgenomen. Blij roept ze: "Haaaaaa Tineke .... " en ik lach om die zo bekende stem en dat enthousiasme waarmee ze ook altijd mijn vader (haar broer) begroette, en zeg: goeiemorgen!! Ze antwoordt: "Het is zeker een goeie morgen, de zon schijnt, ik kan veel meer zien als het zo licht is .....de hulp is koffie aan het maken ..... ".

Het lijkt of ze vergeten is dat ik haar pas gebeld heb, maar dat doet er niet toe, ze weet in ieder geval dat mijn zwager haar kort geleden gebeld heeft, en dat ze een gesprek over de oorlog kregen en dat ze ook mij hierover wilde spreken. Tante Mimi (Miem) vind het fijn dat ik e.e.a. opschrijf over haar verleden, of dat van de familie. Bij deze. 

Ditmaal wil ze iets kwijt over iets wat ze deed voor het verzet in de oorlog. Ze was heel jong, rond de twaalf jaar en deed alleen "een boodschap", naar haar oudere zus en zwager, welke actief waren in het verzet.  Deze oudere zus heette Dina Schriek, getrouwd met Henk Ignatius in of net voor de oorlog. Later woonden Dina en Henk in Vlaardingen, in de Soendalaan, maar waar Miem nu over vertelt, dat eerste woonadres van Dina en Henk, daar heb ik nog nooit over gehoord. Kortom, dit vertelde Miem mij vandaag:

Miem haar moeder, mijn oma Schriek, had veel kinderen (9), en er moest bijverdiend worden, altijd. Voor de oorlog werkte ze in de brandweerkazerne op de Heijplaat, schoonmaken en koken samen met een vrouwelijke collega. De oorlog brak uit en de Duitsers kwamen al snel de kazerne in, joegen alle mannen eruit, maar toen de dames hun jassen pakten mochten deze niet weg. Schoonmaken, koken voor de Duitsers! Mijn oma bleef er daardoor werken, werd zelfs bevriend met een aardige Duitser, Lutz, die haar hielp, eten meegaf en zelf wat informatie doorspeelde nu en dan, informatie die mensenlevens kon redden. Tante Miem aarzelt terwijl ze alles vertelt, ze herinnert zich zijn naam, hij kwam uit de Elzas, was gedwongen het leger in te gaan. Miem denkt na, zegt dan: ... Lotheringen, Richard Raymond Lutz .... Hinkel? Aarzelt Miem .... "Frans" hoor ik Miem nog zeggen?, maar in ieder geval Lutz werd hij genoemd! 

Oma hoorde doordat ze zo tussen de Duitsers liep te dweilen en boenen nog wel eens wat. Een van de dochtertjes die nog thuis woonde in die tijd (Miem, circa 12 jaar oud) werd ingeschakeld als oma belangrijke informatie had gehoord, razzia's, dingen die overgebriefd moesten worden aan het verzet. Degene die te vertrouwen was was haar eigen schoonzoon: Henk Ignatius. Miem moest er naar toe, direct nadat ze de adressen en data die haar moeder haar vertelde uit haar hoofd had geleerd. Het was wel een dik uur lopen, bovendien een nare kale lange weg, vanaf de Utenhagestraat, richting Waalhaven, weinig mensen op straat behalve wat soldaten, ook NSB-ers die je aan konden spreken .... ze vond het spannend. Bij haar zus aangekomen vertelde ze haar boodschap. en kreeg ze een boterham, en omdat het eten toen schaars was was dat haar erg goed bijgebleven: dat die boterham zo lekker was. Maar ook wist ze nog hoe naar ze het vond om ook weer een uur alleen terug te moeten lopen. Miem vertelt nog het een en ander, over onderduikers, razzia's, en hopend dat ook haar "boodschappen" mensenlevens had gered. 

Snippers herinneringen uit een ver verleden. En Miem is nu hoogbejaard, en merkt dat haar geheugen haar nu en dan in de steek gaat laten. Waarmee straks ook het laatste verhaal uit is. 

Ik denk aan het schilderij dat hier in de gang hangt, van mijn oma geweest, en ik heb het via Miem gekregen, inclusief het verhaal dat er bij hoort. Het heeft een link met dit gedwongen werken voor de Duitsers en verhaalt over gestolen aardappelen, de aardige Lutz, en over een oude buurman die niets te eten had ..... ook een snippertje uit een naar stuk verleden, maar daar heb ik vast al over geschreven. 




maandag 1 januari 2024

Oud en nieuw, toen vuurwerk nog leuk was.

1 januari 2024. Er is net weer een jaar afgesloten, 2023 is voorgoed voorbij. Time flies. De afgelopen dagen maakten, zoals altijd rond kerst en oud en nieuw, herinneringen los. Herinneringen aan tijden toen ik nog geen hekel aan vuurwerk had. 

Oud en nieuw was toen ik kind was zo feestelijk en spannend. Het had met heel veel oliebollen te maken, maar ook met laat opblijven, met de kerstboom die, vrijwel al naald-loos, boven uit het raam van ons huis aan de Katendrechtse Lagedijk werd gekieperd om daar op de stoep in de fik te worden gestoken. Mijn vader propte kranten tussen de kale takken, stak hem aan, maar de boom brandde zelden. Wel de kranten, snel en gulzig, niet de boom. Mijn zusjes stonden erbij, mochten wél mee naar buiten. Ik, altijd ziek met de feestdagen, keek vanaf de tweede verdieping, staand op de brede vensterbank, voorhoofd tegen het koude glas, handen om mijn ogen om zoveel mogelijk weerspiegeling vanuit de kamer te verminderen, alles buiten goed te zien. Ik zag dan lucifers uitgewaaid worden, of vuur even oplichten, af en toe mijn vaders gezicht oplichten als hij aan zijn sigaret trok, mijn zusjes als vage schaduwen. Dat was het. Hier en daar werd een rotje afgestoken in de straat. Het beste en indrukwekkendst was altijd de tot in de hemel roepende misthoorns van de misschien wel honderd (of meer) rijnaken die in de Maashaven lagen. Rij aan rij, verbonden met touwen en loopplanken, maar vooral verenigd in het geluid van hun misthoorns. In mijn geheugen zijn het plaatjes geworden, Anton Pieck-achtige taferelen uit mijn jeugd, maar altijd met geur en geluid. 

We verhuisden toen ik een jaar of 10 was. Midden in de vierde klas ging ik naar een andere school, maar dat hinderde verder niet, ik voegde me snel. Openbare school aan de ....veld (naast het Brekelsveld waar het ergste drama plaatsvond dat ik ooit dichtbij meemaakte: de vrouw van de sigarenwinkel en haar zoontje werden vermoord. Ik dwaal even af, het was ook niet niks, heel Zuidwijk stond op zijn kop, politie zocht tussen de bosjes langs ons flat naar een vermiste portemonnee, daar waar ik altijd de gevallen knijpers zocht voor mijn moeder). Goed, terug naar mijn klaslokaal, groep zes zouden ze dat tegenwoordig noemen. De leraar wreef continu over zijn gulp, waardoor een vettige vlek was verschenen op zijn grijze broek, waar slechts één meisje uiteindelijk haar moeder over inlichtte. Dat werd een relletje. Dat meisje heette Lia Weeda. Bijna alle namen van de kinderen uit mijn klas ben ik vergeten (Victor Meertens, Marjan van Waardenberg zijn de enige twee andere). 

In deze tijd woonden we verder van de havens af, want was in Zuidwijk, Maar als we met oud en nieuw naar buiten gingen hoorden we het: de schepen toeterden. Verder gaan mijn herinneringen daar niet, niet qua oud en nieuw althans. 

Midden in de zesde klas verhuisden we weer. Mijn moeder deed er alles aan om een betere huurwoning te krijgen, via woningruil, waarvoor ze vele advertenties zette. Mijn tante Jo kwam in ons huis aan de Lakerveld (58) wonen, en de mevrouw die op de Akselsekreek 42 woonde ging in mijn tantes huis wonen (ergens richting Utenhagestraat), en wij dus naar de Akselsekreek. Daar hoorden we het gejuich vanuit het Feijenoordstadion, het gejuich vanaf de sportvelden uit Sportdorp, en het gezellige geluid van de treinen op de lijn die de wijk Lombardijen en Kreekhuizen scheidde, maar we hoorden ook nog steeds de schepen met oud en nieuw, al was het geluid veel zachter. 

Elf jaar was ik toen ik er kwam wonen, en ik zou er blijven tot mijn 19e. Oud en nieuw werd ieder jaar wilder. Ten eerste mocht ik vanaf mijn 15e? met oud en nieuw gaan en staan waar ik wilde. Ik liep door de straten met vriendjes tot het 12 uur werd (zelfde vriendjes waar ik op die leeftijd kattenkwaad mee uithaalde, mee voetbalde of zoende, net hoe het uitkwam). Ik was gecharmeerd van een bepaalde vrijheid, wildheid zelfs, denk ik nu. De vriendjes hadden wat rotjes, gewoon in hun zakken, maar van een formaat waar ze tegenwoordig om lachen. Af en toe staken we een rotje af, keken naar het altijd teleurstellende knalletje, wachtende op het grote moment: 12 uur. Voor dat "grote moment" moesten we in de buurt zijn van de beste vriend van mijn vader. Deze was van oorsprong chinees, en heette Au. Hij had een stevige blonde echtgenote, vijf prachtige zoontjes, waarvan de jongste twee vriendjes waren van mijn broertje. In hun huis (in de hal volgens mij) stond al een tijd van tevoren een enorme kist met vuurwerk klaar. Het gevaar hiervan was onbekend, of werd onderschat, ik weet het niet. 

Feit is dat ik, wij, vooral bij dit huis in de buurt wilden zijn als het twaalf uur werd. Soms gebeurde er iets dat minder leuk was. Ik denk dat ik rond een jaar of 14, misschien 15 was toen we met zijn allen al stonden te wachten op het kruispunt dichtbij mijnheer Au's huis. Vanaf de lantarenpaal hees hij altijd een enorme sliert rood vuurwerk op, daar hoopten we ook dit jaar op. Helaas kwam er iemand in een auto aanrijden die waarschijnlijk blind was, of dronken, take your pick, want hij reed gewoon knal ons groepje in. Het kostte mijn vriendje van dat moment zijn voortanden (John Alfenaar, of Alphenaar?), die opgeraapt werden, en tanden en Johnny werden naar het ziekenhuis gebracht. Op dat moment had ik een soort van verkering met hem, maar de eerste de beste keer dat ik hem weer zag maakt hij de verkering uit. Niet dat dat erg boeide, want verkering was eigenlijk alleen maar nu en dan wat leren zoenen in de kelders van een van de flats bij het winkelcentrum in de buurt. 

Mijn oudste zus trouwde toen ik 14 was, ging in de Seringenstraat (8b) wonen. Mijn opa en oma hadden in dat huis gewoond. (Dood. Is een verhaal op zich, die opa en oma. Lieve mensen, laat ik dat wel zeggen) Deze zus was doodsbang voor vuurwerk, ook vanwege het gebeuren dat mijn moeder vaak vertelde: lang geleden, ik vier of vijf, ma en ik samen richting de Gaesbeekstraat, gooiden jongens een rotje naar ons. Het ontplofte tegen mama's hand, dezelfde hand waarin zij mijn handje vasthield. Nogmaals: de rotjes waren niet van het formaat van tegenwoordig, dus bleef bij een lichte brandwond. 

Ook: oud en nieuw 1971? 1972? lopend door de straten in het centrum van Rotterdam, waar mijn oudste zus en zwager wat later waren gaan wonen, ik circa 18, gooide iemand vuurwerk uit een raam, wat terecht kwam in mijn haar. Dat leverde een behoorlijk gat in mijn toen lange haar op. In diezelfde buurt waren de rellen niet van de lucht, kerstbomenoorlogen, politie, branden, was al niet echt een leuke oud en nieuw meer. Mijn zus, verstandiger dan ik, was en bleef dan ook de rest van haar leven altijd binnen met oud en nieuw. Ik waag me altijd nog even buiten, zelfs nu, nu ik een dikke hekel aan vuurwerk heb gekregen. Niet omdat ik het buiten zijn mis, ik wil zeker weten dat er geen brand ergens ontstaat in dakgoot of schuur. 

Het dak is dus "een dingetje" dat ik in de gaten hou en niet voor niets. Restanten van vuurpijlen in de dakgoot doen me denken aan een oud en nieuw in Leiden. Ik rond de 38 jaar oud, en als van ouds bronchitis, dus bleef binnen bij mijn vriendin die zo lief was geweest mij uit te nodigen. Weer stond ik met mijn neus tegen het koude raam toen het twaalf uur werd, keek verlangend naar buiten waar groepjes jonge mensen zingend en lachend door de straten liepen. Het zag er gezellig uit. Vriend Peter had wat vuurpijlen, stond inmiddels buiten om ze af te steken, en ik zag even zijn gezicht oplichten toen hij aan zijn sigaret trok. Het ging niet zoals verwacht, hij schoot een vuurpijl in de markies (ouderwetse zonwering), één hoog, bij de overburen, waar al gauw een vuurtje zich verspreidde. Vriendin en ik werden zenuwachtig, wisten dat er daar niemand thuis was, maar wat te doen? Ik belde brandweer: te druk. Peet kwam trap oprennen, vroeg om een pannetje met water, maar de armzwaai met het pannetje leidde tot niets. Een buurman rolde een tuinslang uit, maar omdat de zonwering zo hoog zat haalde het dunne straaltje het bij lange niet. Er werd een trapje gehaald, en uit de inmiddels verzamelde groep studenten kwam de langste naar voren, ging op het trapje staan en hij richtte het dunne straaltje op de vlammen. De vlammen doofden, de student hief zijn armen naar de hemel, brulde een overwinningskreet, en werd onder luid gejuich van het groepje van de trap getrokken. Nog lang bleef de verkoolde zonwering aan de overkant ons herinneren aan dat voorval, omdat de eigenaar van het pand het niet belangrijk genoeg vond om de markies te laten vervangen.  

Nu, inmiddels oud, weet ik dat ik deze gebeurtenissen al vaak heb verteld, of opgeschreven. Maar waarom ik het weer opschrijf is omdat ik verbijsterd ben door het contrast tussen toen en het hedendaagse vuurwerkgebruik. Niemand loopt meer op straat, het is niet veilig. Geen handen schudden, wat drinken, eten, verder gaan, nu en dan ergens een rotje horen. Nee. De knallen lijken nu op oorlog, en het duurt dagenlang. Illegaal en legaal vuurwerk is zwaarder dan ooit. Carbidschieten zeker. Rammelende ramen, schuddende huizen, doodsbange dieren in een ontregelde natuur en doodsbange huisdieren. Ernstige luchtvervuiling, uitgebrande auto's, geweld tegen hulpverleners,  en nogmaals: doodsbange dieren. Vogels blijven rondvliegen, ook s nachts. Reeën blijven rusteloos rondlopen, steken in paniek wegen over. 

Laten we eerlijk zijn, is het vuurwerk de doden en gewonden waard? Ik zou de traditie terug willen dat je naar je buren gaat, handen schudt en iedereen een gezond nieuw jaar wenst, zoent, en een glaasje drinkt. Tenminste, als je niet binnen moet blijven omdat je bronchitis hebt, met je voorhoofd tegen het koude raam staat, alleen maar kan kijken naar de gezellige drukte buiten. Want dat is overmacht. De rest, een gezelliger oud en nieuw, is echt te regelen. 

Happy happy happy new year!