zondag 28 februari 2021

Katendrechtse Lagedijk 123 en 115.

 

Wat me drijft weet ik nu even niet, maar regelmatig lig ik 's morgens op een yogamatje oefeningen te doen. Wat pilates, wat yoga, wat tai chi en qi gung. Van alles wat. Ik heb een lekkere dikke oefenmat, en daarop ook nog een wollen matje, wat niet slim is als je wat meer grip wilt hebben, maar wel lekker is voor de warmte als je op je rug ligt. Hoe dan ook, vooral die warmte leidt tot afdwalen. 

Ik weet uiteraard niet wat andere mensen denken of ervaren als ze oefenen, of mediteren, maar vaak heb ik als ik mijn oefeningen doe een andere tijd-ruimte waarneming. Niet in de opwarm-ronde, dan lig ik nog te mopperen op het leven dat van me eist dat ik in conditie blijf (waarom doe ik dit, waarom blijf ik niet langer in mijn bed liggen, niemand vraagt van me dat ik dit doe, waarom waarom waarom .....etc. ). Maar als ik die eerste ronde gedaan heb (op de grond liggend fietsen en zijwaarts liggend been heffen), dan komen de "stille" oefeningen. Er komt een meditatieve rust over me en mijn geest gaat dwalen terwijl mijn lichaam vrijwel automatisch (maar toch ook weer niet) yogaposities inneemt, ik traag van de ene naar de andere positie overga. Ontspan.

Dit is een lange inleiding om te vertellen dat ik kan vliegen. Als kind kon ik het al en stortte ik ook regelmatig neer. Niet alleen als ik in mijn bed lag en met grote snelheid tussen de huizen door vloog, maar ook in het echt, als ik, zo hoog mogelijk op de trap staand, mij zo ver mogelijk voorover boog, gesteund aan de linkerzijde door de trapleuning, aan de rechterzijde door de wand: ik hing boven het trapgat! Een positie die ik zo lang mogelijk vasthield, maar dan zwiepte ik mijn benen naar voren en sprong het laatste stuk naar beneden. Dat ging negen van de tien keer goed, en soms deed ik me een beetje zeer maar nooit zo erg dat ik het de volgende keer niet weer deed. Neerstorten, opstaan. Nooit wat gebroken. 

Maar vanmorgen deed ik dat hangen en springen weer, alleen lag ik in werkelijkheid op mijn rug, op mijn warme yogamatje. Ik hing, slingerde mijn benen naar voren, sprong naar beneden en belandde op de jute traploper in het huis waar ik mijn jongste jaren heb doorgebracht: Katendrechtse Lagedijk 123a. Er stond geen fiets of brommer op het laatste stukje gang naar de voordeur, dus de sprong was mogelijk! Hoppa, de deur ging open en ik stond op de stoep van ons huis. Er scheen geen zon, het was "neutraal". Ik besloot een blokje om te gaan: naar rechts langs de school, direct weer naar rechts, en weer naar rechts: de Wolphaertsbocht, langs de slager waar de geur van dood hing, karkassen van de arme dieren hingen maar waar ik toen geen verdriet maar wel een verontrustende fascinatie voor voelde, langs diverse huizen en winkels en zelfs langs een winkel waar "aangeklede" papegaaien in het raam stonden. Zo noemde ik dat toen althans. Weer naar rechts (Hellevoetstraat?) en weer naar rechts: ik stond weer aan het begin van de Katendrechtse Lagedijk waar deze overging in de Gaesbeekstraat. Rechts van me resten van een treurige molen, verlaten en verwaarloosd. Het spookt er en ik kijk vandaag niet door de beschadigde pitriet zonwering naar de donkerte binnen dat verhaalt van voorbije levens, noch kijk of ruik ik de krotenkokerij aan de overkant die in mijn geheugen vooral met winter en dampende ketels verbonden is. Nee, ik huppel zo licht als lucht de hol op naar mijn eigen huis, de zon schijnt nu, huppel naar waar mijn moeder altijd is, en mijn oma, zusjes, en er thee wordt gedronken misschien zelfs met een kaakje erbij....... langs Jacob's de sigarenboer waar ik Samsom met 'vloetjes' haal voor mijn vader, langs Scheel de visboer (later de patatzaak van Zwaneveld) ik zwaai naar de overkant naar Plonie Mastenbroek. En opeens word ik overvallen door allerlei namen uit die tijd, buren, overburen, vriendinnen van mijn moeder, en natuurlijk de groenteboer die we tante Siet noemden. (Vaag kan je haar in de deuropening zien staan op onderstaande foto die mijn moeder maakte terwijl wij een sneeuwpop aan het maken zijn). 

Ik merk dat ik geen oefeningen meer doe, maar naar het plafond staar. Dit is wat ouder worden is, denk ik: dat heldere terugdenken en herbeleven van jeugd, van schijnbaar onbelangrijke of nietszeggende momenten in je leven, die later juist zo belangrijk blijken. Maar dit is wat ik nu doe: oefeningen die me in staat stellen om elke dag in de tuin te kunnen werken, gezond te blijven zo lang als mogelijk is, en te blijven vliegen door de straten van vroeger, ook dat. Het zou van voortschrijdend inzicht getuigen als ik stopte met mopperen als ik aan mijn oefeningen begin, want er komt vast een tijd dat dat oefenen niet meer kan, maar ik denk dat het zo gaat: pas als je iets kwijt bent of niet meer kan, besef je hoe gelukkig je was toen je het had, of kon. 




Van links naar rechts: Hennie, Tineke, Plonie, Marijke. 
Op achtergrond links: tante Siet de groenteboer.
overigens: nergens een auto! 


vrijdag 12 februari 2021

Sneeuw.

 

Het vriest en de zon schijnt. Het is licht buiten, en soms zelfs oogverblindend. Een heel aangename afwisseling voor de saaie corona-dagen, -maanden die voorbij schuiven als één lange saaie dag. Het ontgaat me welke dag het is, welke maand, en ik vergeet zelfs de mensen waar ik mee omging. En zij mij. Appjes worden minder, er wordt niet gebeld. Vergeten is misschien het juiste woorden niet, het is net of je helemaal niks meer hebt te vertellen, en je weet: zij ook niet. Goddank is er een familie-app, dat scheelt een beetje, vooral als er filmpjes komen van zus haar kleinkinderen.   

Voordat dit winterse weer werd aangekondigd werkte ik sinds september vrijwel elke dag in de tuin. Het is een grote, voornamelijk natuurtuin, ooit aangeplant (een vijftien jaar geleden) en daarna weinig meer aan gedaan, behalve dan dat de paden werden gemaaid. Her en der zieke essen, kapot gewaaide wilgen, omgewaaide populieren, verwaarloosde fruitbomen en bessenstruiken, opschot van honderden berken die een paar centimeter van elkaar af vooral de randen van de vijver markeren, de drie statige treurwilgen zelfs deels verbergen omdat ze inmiddels een meter of acht, soms 12! zijn. Opschot dat andere bomen beschadigt met schuurplekken, etc. etc. Ik vond zelfs een heel groepje kronkelhazelaars dat ik nog nooit gezien had, compleet overwoekerd door "gewone" hazelaars of door beschadiging inmiddels meer rechte takken van onder de entplek dan dat er nog kronkel-takjes waren. Ik zaagde voor zover mogelijk zoveel mogelijk rechte takken eruit, hopend dat de stammen (inmiddels een meter of zes tot acht hoog) bij het vallen niet teveel zouden beschadigen. Dat gebeurde wel, maar het was niet anders. Kortom, het aanzicht van de tuin is behoorlijk veranderd. 

Niet alleen het aanzicht is veranderd, de tuin heeft een andere betekenis gekregen: hij wordt eigen. Waar ik eerst vooral de hand van de planters zag, zie ik nu de tuin een vorm krijgen die bij mij past: met veel stapels snoeihout die beschutting kunnen bieden aan marters, egels en vogels, meer ruimte voor de bomen, minder bramen en wilde rozen, minder gras, wel open plekken om vogels te voeren. Alsof de roodborstjes weten dat ze van mij weinig te vrezen hebben hielden ze me gezelschap. In de grond pikkend waar die door mijn werkzaamheden omgewoeld was. Elkaar wegjagend, ook dat. 

Toen kwam de sneeuw. Werken was onmogelijk maar ik kon wel rondlopen, kijken naar de veranderde tuin. De sneeuw maakte voor mij een zwart-wit tekening van mijn werk, liet zien waar ik het snoeihout nog moest opruimen, maar ook waar de mollen alweer hard aan het werk zijn, waar het ree had geslapen, de fazant had gelopen, de vos, de katten. Overal sporen in de sneeuw, zelfs van vleugels van opvliegende vogels. Ik bracht een vogelvoederhuisje naar de tuin, en hing potjes vet in de bomen, legde appels neer op een sneeuwvrij gemaakt plekje bij de voet van de boom.  

Regelmatig loop ik even door de tuin, zojuist weer. Niet helemaal tot achterin (want daar slapen soms de reeën en ik wil ze niet storen) maar tot daar waar ik nog net de bevroren vijver kan zien. De reiger liep er met grote stappen over het ijs, langs twee ganzen die als tuinbeelden op het ijs zaten te dutten.