donderdag 5 oktober 2017
Tijd.
Ik ben verhuisd. Soms denk ik temidden van alle dozen en schoonmaakwerkzaamheden: waarom in godsnaam? Want ik had een leuk huis, lieve buren, woonde in een streekje waarin ook mijn ouders hun sporen achterlieten en ik elke ochtend en avond een tijdje naar de luchten stond te kijken. Alles zag je hemelsbreed uitgemeten: het blauw, of het tere ochtendlicht, lange schaduwen die hun vormen ver over het veld verstrooiden, of buien natuurlijk. Je zag die buien van verre aankomen, soms angstaanjagend snel, rollend en tollend over hun eigen vorm, of traag en sloom alsof ze nog niet wisten waar ze hun lading zouden laten vallen. En de kleuren van dit alles: onbeschrijflijk mooi.
Nu woon ik ook mooi, maar om de luchten te zien kan ik niet simpelweg even uit het raam kijken, wil ik in de verte kijken moet ik even naar buiten, naar de kruising, klein stukje lopen en dan strekt het veld zich weer voor me uit, met diezelfde Groningse luchten als eerst.
Omdat ik verhuisd ben, veel nieuwe mensen ontmoet, hoor ik mezelf telkens aan mensen uitleggen hoe het komt dat ik in het noorden woon, ze horen namelijk mijn Rotterdamse tongval en vragen dan ....? Ik leg uit: door een al jong naar Hoogezand verhuizende zus en haar familie ..... kort daarna mijn ouders en broer naar Veendam.... tweede zus en zwager naar Ter Apel ...... en toen, vele jaren later ook ik naar Veendam. Vaak vertel ik dan ook dat mijn oma van moeders kant hier in Groningen geboren is, hier ook haar toevlucht weer zocht in de oorlog, toen de honger in de winter van 1944 onverbiddelijk aanklopte.
Maar goed, nooit heb ik het verlangen gehad, nadat ik eenmaal in 1998 besloten had om in de buurt van mijn moeder te gaan wonen, om terug te keren naar het westen. Die tijd was voorgoed voorbij. Ik voelde de rust van het noorden al vlot nadat ik hier kwam definitief in me settelen, ik ging naar de luchten kijken, rook de buitenlucht (inclusief de mest-rijders en de naar het noorden komende varkenshouderijen) en was ondanks dat ik mijn vriendin Marrie erg miste blij dat ik de stap naar het noorden genomen had.
Nu rommel ik door een nog vreemd huis dat zich maar langzaam laat overwinnen. Het is een stug honderdjarig huis met een historie van schuurbrand en wederopbouw, een huis voorzien van hoge plafonds en koude grote ramen als het regent en blije warme ramen als de zon schijnt. Het begroette ons met een vochtige geur die langzaam verdween nadat wij de ramen openzetten, de warmte van de zon lieten binnenkomen. De schuur is imposant en de gedachte aan een kathedraal komt natuurlijk en vanzelf bij je op. Op de achtergevel staat in gouden letters de naam van een van haar bewoners: Lucia. Latijns voor licht, denk ik dan, weer snel voorbijgaand aan het drama dat ook aan die naam vastzit.
Mijn vorige huis verliet ik omdat mijn moeder vlakbij woonde maar gestorven is en ik wat meer reuring nodig had: een dorpje, meer mensen, een winkeltje. Dat is gelukt, en er rijdt hier zelfs een streekbus rammelend over de oude klinkers. Er is een brievenbus bij de Co-Op, een paar fietsminuten hier vandaan. Ik moest lachen toen ik zag dat ook in het streekje waar ik net uit verhuisd ben toch ook weer een brievenbus is geplaatst. Klagen bij NLpost heeft dus zin gehad, of hebben ze gewacht tot ik verhuisd was?
Maar ik zei al, dit huis moet overwonnen worden, het heet ons niet automatisch welkom. De tuin doet dat wel, zelden heb ik zo'n uitnodigende tuin gezien, alles jubelt ons toe. Maar het huis is stug, koud, vuil, en in de loop der jaren vermoeid geraakt. Vooral de electra, telefoondraden, verwarming, alles is samengeknoopt of verbonden tot een onbegrijpelijke puzzel. Na een beetje aandringen legde de KPN een nieuwe verbinding, zat het modem eerst in de vochtige kelder, gekoppeld aan oude meuk waar de naam van de PTT nog op prijkte, nu kwam er een modem in het huis, hoog en droog. Alle oude kabels van ontelbare telefoonstekkers die via vloer en plafond het huis lelijk maken kan ik er nu uithalen, elke dag kom ik weer nieuwe kabels tegen. Ik moet wel oppassen, want de vele thermostaten zitten aan dezelfde soort kabel gekoppeld, en die wil ik uiteraard niet kapot maken.
Al doende leer ik het huis al een beetje kennen, voelend en trekkend aan draden, of buizen. Gisteren zette ik de cv aan, de thermostaat zat met plakband vast alsof iemand wilde zeggen: hier mag je niet aan draaien! Toch deed ik het, 'knap' ging het plakband en ik stond roerloos te luisteren alsof ik diep van binnen een ramp verwachtte in de vorm van lekkage of ontploffing. Ik wachtte, mijn hand nog op de thermostaat, en ja, ergens begon het te suizen, met geluiden alsof ik op een schip was en ik ver weg en achter vele wanden het gebonk van de motor kon horen. Mijn hand legde ik op de eerste de beste radiator: ja, die werd vrij snel warm. Ik liep naar de schuur, keek naar de enorme ketel en voelde aan de buizen, volgde die, begreep een beetje hoe het in elkaar zat.
In die schuur staan ook de verhuisdozen, dozen die ik niet kan uitpakken omdat zowel de vloer als de keuken eruit gesloopt gaat worden. Daar moet ik ook nu weer van zuchten. Lampjes hier en daar aanleggen kan gelukkig wel.
Ik zie in een open staande doos mijn vaders looplamp liggen. Hing 'thuis' altijd in de schuur. Hij gebruikte hem voor de auto, voor klusjes in huis etc. Pa heeft een haakje aan het snoer gefabriceerd: een oud stukje installatiedraad in elkaar gedraaid voor stevigte en daarna gebogen, hoppa: een haakje. Het haakje is vuil en dat is prima. Ik moet er een beetje om lachen van binnen, terwijl ik hier in dit vreemde huis loop te soppen om alle sporen van vorige eigenaren te wissen koester ik een vuil haakje dat mijn pa misschien wel veertig jaar geleden nog heeft gemaakt. Tja, het is 'eigen', het is vuil dat door het Groningse land in het voorjaar in de rondte wordt geblazen: veen en zand. Het is stof dat opstoof als mijn moeder door de schuur liep, de grasmaaier naar binnen en buiten reed, de was uitklopte alvorens ze het op het wasrekje hing. Terwijl ik dit opschrijf zie ik hoe mooi het licht binnenviel in de schuur, zie ik het silhouet van mijn moeder, omringd door een randje licht. Daar hangt ook de looplamp naast de deur. Netjes opgerold hangt het snoer aan pa's zelfgemaakte rekje, en ik ruik en zie opeens de blauwe rook van pa's sigaret kringelen, vermengd worden met de grijzige rook die hij uitblaast, alles op zo'n mooie dag net als nu.
De stekker van de looplamp is nu niet best meer zie ik. Het snoer in de loop der jaren losgeraakt, de twee stroomdraadjes zichtbaar maar nog niet kapot, merk ik terwijl ik de lamp test, aanfloept. Ik draai met moeite de schroef van de grote bakelieten stekker los. Roest en spinrag, koper schemert ook in de stekker door in de blauwe draad. Ik wil alles met roest vervangen, maar dat lukt niet, zelfs mijn bakje met antiek schakelmateriaal voorziet niet in een beugeltje van dezelfde maat. Niets was vroeger uniform, duizenden bakjes met moeren en boutjes had een ijzerzaak vroeger ...... Ik snij een stuk van het gemartelde oude draad af, blinkend nieuw komt het koper tevoorschijn, en ik schroef het weer vast aan de stekker, haal nog een stukje buitenkant van een stuk snoer af, wurm dat om het snoer heen op de plaats waar straks het verroeste beugeltje weer in het snoer gaat snijden, draai voorzichtig maar stevig het verroeste beugeltje weer vast. "Dat zal mijn tijd wel uitdienen" denk ik, de woorden denkend die ik mijn moeder de laatste tien jaren van haar leven regelmatig hoorde zeggen. Tijd. Het raadsel van verstrijkende tijd, ouder worden, alles continu zien veranderen, en daar alleen maar toeschouwer van kunnen zijn. De tijd alleen min of meer bevriezend in herinneringen, via spulletjes, foto's, dagboekjes. Ik kijk naar de stekker, zo vaak gedachteloos door mijn ouders gebruikt, nu als een herinnering aan hen in mijn hand. Toch, mijn vader had zijn goedkeuring aan dit herstel-karweitje verleend, dat weet ik. Hergebruik, opknappen, ik heb het niet van een vreemde. Pa haalde, vooral in Den Brielle, de fietsen bij het grof vuil vandaan, knapte ze op (vaak met behulp van deze lamp) en gaf ze daarna voor de prijs van nieuwe band of zadel weer weg.
De lamp hangt in de logeerkamer-to-be alvast mooi te zijn. Het oude peertje vervangen voor een mooie lamp met gloeidraad. Nu even de was ophangen, ik zal net als mijn moeder altijd deed de kreukels uit de handdoeken 'slaan' voordat ik ze in de zon hang, de honden zullen even verstoord opkijken bij al dat lawaai, dan hun luie kop weer laten zakken, die hondjes toch, die waren eerder 'thuis' dan ik.
Abonneren op:
Posts (Atom)