woensdag 15 juli 2015

En het regent, en het regent zonnestralen


Ik ga wandelen in het bos, of liever gezegd 'bosje'. De auto laat ik achter bij het restaurantje dat altijd, echt altijd open is, zelfs nu het verbouwd wordt. Terwijl ik het bos inloop hoor ik achter me een van de bouwvakkers met luide stem meezingen, hollands repertoire: 'en het regent, en het regent zonnestralen ….'.  'Wohohooooo', galmt zijn collega mee. 


Een mooi gebiedje net onder Groningen, een plas waar jip kan baden, elegant en bedachtzaam zoals hij dat graag doet, om daarna drijfnat en spetterend rond te rennen alsof de duivel hem op de hielen zit. Omzichtig benadert hij ook vandaag de andere honden, hen of met een grote boog benaderend, of zich op een afstand plat tegen de grond drukkend, of hen straal negerend. Geen idee waarom hij dit zo verschillend doet. Maar hij is hond en weet wat te doen, ik constateer alleen het verschil in benadering. 


Davo, inmiddels bijna stekeblind, loopt mee aan de lijn, zich af en toe vergissend, rechtdoor het bos inlopend als het pad een onverhoedse slinger maakt. Starend wacht hij, merkend of ruikend? dat het pad verdwenen is onder zijn voetzolen, en als ik zijn naam noem, draait hij zich om, een huppeltje, en dan is hij weer naast me. Af en toe gilt hij, als hij in zijn zij geprikt wordt door een bramentak.

Terwijl ik probeer of Jip een takje wil ophalen uit het water, het slechts een metertje of twee voor hem in het water gooiend (een keer of drie brengt hij het terug, hooguit, dan is hij het weer zat) denk ik aan een voorval met Freddie, mijn teer ogende, maar oersterke, fraaie en intelligente Whippet die nu al weer zes jaar dood is.
We waren aan het strand. Freddie zal zo'n jaar of anderhalf, misschien twee geweest zijn. Volgens mij was ook Peter er bij.  Oostvoorne, een lang en breed strand waarop, zo ver als mijn herinnering reikt, al auto's mochten rijden. Als het water heel laag stond en we heel ver van de auto weg waren gewandeld, waren de auto's zelfs op dat enorme kale strand onzichtbaar, zeker als de zon de lucht boven het zand deed rimpelen als water. 


Toen, met Freddie, mocht je ook nog met de auto op het strand, al hadden ook wij de auto (safety first) vooraan op het strand, ergens bij de laatste zachte zanderige heuveltjes laten staan. Bij die laatste mini-duintjes stonden meer auto's en lagen her en der jonge gezinnen in de zon te bakken, roodverbrande glanzende lijven, schreeuwende kinderen, radiootje aan, koelbox, stoeltjes.
Wij liepen bij de auto vandaan, de ogenschijnlijk oneindige ruimte in. Het harde zand bonkte onder onze blote voeten, het was warm en de zon stond pal boven ons, ongenadig. We waren vastberaden een flink stuk te lopen, dat moest ook wel wilde je het water bereiken. 


Bij het water aangekomen waren we warm, ik gooide mijn tas en kleren neer en ik liep direct een eindje het water in, ontdekkend dat het niet snel dieper werd, het leek of je tot aan Engeland kon waden. Freddie was geen zwemmer, hij bleef bij ons hoopje kleren achter. Af en toe omkijkend zag ik hem op zijn kontje zitten, ons volgend met zijn ogen. De herinnering aan zijn nietige driehoekige silhouetje op dat weidse lege strand doet nu iets in mijn borst samentrekken, sterk, pijnlijk. Ook toen vond ik het naar dat hij niet het water in wilde, maar ik was gemakkelijker dan nu en vond dat ik hem even kon achterlaten, waadde uiteindelijk tot aan mijn middel in de zee. Weer omkijkend zag ik dat de afstand tussen ons wel erg groot was geworden. Freddie stond bij nu het water, nam toen wat grote sprongen, de zee in. Daarna zag ik hem tot mijn verbijstering in onze richting zwemmen! 


De meeste windhonden hebben moeite met zwemmen, ze hebben te weinig vet om gemakkelijk te drijven, Freddie's kopje lag dan ook nog maar net boven water, zijn neus zo hoog mogelijk in de lucht gestoken. Hij was tot mijn schrik amper zichtbaar.  Ik probeerde naar hem toe te lopen, maaiend met mijn armen alsof het peddels waren. 
De afstand tussen ons was aardig groot, en omdat ik traag als in een boze droom slechts langzaam vooruit kwam vreesde ik dat ik hem niet op tijd zou bereiken, dat hij kopje onder zou gaan. 
Goddank gebeurde dat niet en toen we elkaar bereikten tilde ik hem direct op. Natte hond tegen mijn borst. Rillend. Hij woog maar zestien kilo, maar dat was toch te veel om hem dat hele eind door het water terug te sjouwen, dus ik liet hem weer in het water zakken, en hem ondersteunend onder zijn borst liep ik terug naar het strand. Hij huppelde blij het strand op, schuddend en zoals gebruikelijk daarvan bijna omvallend, maar duidelijk erg ingenomen met zichzelf want missie volbracht.
Wat hield ik veel van dat hondje. Opeens lopen er hete tranen over mijn wang. 


Merkte Jip dat ik volschoot? Het lijkt er op. Hij begint als een dolle om me heen te rennen, zand en gras vliegt in de lucht en slaat tegen ons aan, Davo zoekt een veilig heenkomen achter mijn benen. Jip rent, Davo en ik wachten tot de rust weerkeert. 

Ik doe Jip weer aan de lijn, we zijn bijna terug bij het restaurantje. We zijn zelfs al zo dichtbij dat ik de bouwvakker weer hoor zingen, zo mogelijk nog harder dan zojuist, maar nog steeds hollands repertoir: 'laten we dansen liefste, dansen aan de zee …..'. Bluf. Maar dan met een o met een streepje erdoor. Heel zachtjes, bijna onvoelbaar, begint het te regenen. Tijd voor een broodje kroket en een biertje. 

Nederlands repertoire (was tijdje geleden tip van buurvrouw Verie):







dinsdag 14 juli 2015

Polen.


We waren op bezoek in Polen, mijn oudste zus wiens zoon en gezin we gingen opzoeken, en ik. En Jango, een ondeugende zwarte Havanezer.

Net als de vorige keren dat ik in Polen was, ben ik weer onder de indruk van dit historisch veelgeplaagde land. De mensen werken hard, de groei van bedrijven lijkt ongekend. Zowel op de heen- als nu op de terugreis gaan mijn ogen over de enorme bedrijven die in- of vlakbij Wroclaw (het voormalige Breslau) gevestigd zijn, de stad waar ook mijn neef zijn werk heeft. Ik zie bekende namen in koeienletters op de enorme bedrijfspanden staan. Is een groeiende economie een ramp of een zegen?, peins ik weer terwijl ik er langs rij. Werkgelegenheid is er in ieder geval volop, en de mensen rijden in goede auto's, bouwen vrijstaande huizen, zitten op terrasjes en zien er uit of ze erg veel aandacht aan hun uiterlijk besteden.

Een paar dagen hiervoor reed ik door Wroclaw om wat boodschappen te doen. In het centrum staan flats die herinneren aan het communisme vlakbij de strakke glazen gevels van hotels en winkelpanden. Trams tingelen over prachtige bruggen, waaronder snelstromende rivieren. De Oder is de belangrijkste. Er is een enorm plein waar de Polen hun in de oorlog totaal verwoeste binnenstad hebben herbouwd in de originele stijl. In een slecht bekend staande wijk staan, thans vuil zwart van de uitlaatgassen, prachtige gebouwen die de grandeur van lang vervlogen tijden laten zien, de smeedijzeren balkonnetjes krullen over de drukke doorgaande weg die er langs loopt. Overal in de stad zijn grote parken en speelplaatsen, grote bomen flankeren de wegen.

Mijn ogen gaan voor het laatst over de gebouwen en parken, want we gaan weer naar huis. Achter in de camper zit mijn zus haar kleinzoon te kleuren en te zingen. Die gaat mee naar Nederland.
Eindelijk zijn we de stad door, het heeft ons ruim een uur gekost. Even later neemt de natuur weer over, kilometers ver heuvelen de graanvelden, goud en rijp. Hier en daar liggen kleine dorpjes verzonken in het graan. Torenspitsen, oude pannen daken. Langs de weg liggen doodgereden marters.
Onwillekeurig komt het gedicht van Marsman in me op:
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig laagland gaan
Rijen ondenkbaar ijle populieren
Als hooge pluimen aan den einder staan
En in de geweldige ruimte verzonken
de boerderijen,
verspreid door het land
boomgroepen, dorpen, geknotte torens
kerken en olmen
in een groots verband
De lucht hangt er laag en
De zon wordt in veelkleurige
grijze dampen gesmoord
En in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Er kan hier en daar een foutje in zitten, vergeef me, ik heb geen zin om de exacte tekst op te zoeken.
Geen idee waarom juist dit gedicht telkens door mijn hoofd zingt terwijl we notabene in Polen zijn. Vandaag geen breede rivieren gezien. Geen laagland. Wel die oneindige golvende heuvels van goud.
Maar er is iets in dit landschap dat Marsman zeer aangesproken zou hebben.